|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
DE STRUCTUUR VAN HET BOEK ZACHARIA
1:1-6. | |
Letterlijke - profetie (gedateerd - tweede jaar van Darius). |
1:7-6:15. | | Profetiën met symbolen (acht visioenen). |
7:1-8:23. | | Letterlijke profetie (gedateerd - het vierde jaar van Darius). |
9:1-10:12. | | Letterlijke profetiën (eerste last). |
11:1-17. | | Profetie met symbolen. |
12:1-14:21. | | Letterlijke profetiën (tweede last) |
1 In de achtste maand, in het tweede jaar van , kwam het woord van JAHWEH tot , zoon van , zoon van , de profeet, zeggend:
2 JAHWEH was driftig over jullie vaders - driftigheid!
3 En zeg tot hen: Zo zegt JAHWEH van legermachten: Keerm terug tot Mij, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk, dan zal Ik tot jullie terugkeren zegt JAHWEH van legermachten!
4 Het moet niet zo zijn dat jullie worden zoals jullie vaders, tot wie de vroegere profeten riepen, zeggend: Zo zegt JAHWEH van legermachten: Keerm terug, alstublieft, van jullie kwade wegen en van jullie kwade handelingen! Maar zij luisterden niet en zij gaven geen acht op Mij, zegt JAHWEH met nadruk.
5 Jullie vaders, waar zijn zij? En de profeten, leven zij tot de aion?
6 Ja, Mijn woorden en Mijn statuten, die Ik ter instructie aan Mijn dienaren de profeten, hebben die jullie vaders niet ingehaald? Maar zij keerden terug en zeiden: Zoals JAHWEH van legermachten beraamde met ons te doen naar onze wegen en naar onze handelingen, zo doet Hij met ons.
7 Op de vier en twintigste dag van de elfde maand (dat is de maand ), in het tweede jaar van , kwam het woord van JAHWEH tot , zoon van , zoon van , de profeet, zeggend:
8 Ik zag in de nacht en aanschouw!, een man, rijdend op een rood paard, en hij stond tussen de mirten die in de schimmige diepte zijn, en achter hem waren paarden, rode, geelachtig rode en witte.
9 En ik zei: Wat zijn deze, mijn Heer? En de boodschapper die tot mij sprak zei tot mij: Ik zal jou doen zien wat deze zijn.
10 En de man die tussen de mirten stond antwoordde en zei: Deze zijn het die JAHWEH zendt om in de aarde te wandelen.
11 En zij antwoordden de boodschapper van JAHWEH die tussen de mirten stond en zij zeiden: Wij wandelden in de aarde en aanschouw, heel de aarde zit en is rustig.
12 En de boodschapper van JAHWEH antwoordde en zei: JAHWEH van legermachten, tot wanneer zal U geen mededogen hebben met en met de steden van , die U deze zeventig jaren bedreigde?
13 En JAHWEH antwoordde de boodschapper, die tot mij sprak, met goede, vertroostende woorden.
14 En de boodschapper die tot mij sprak zei tot mij: Roep, zeggend: Zo zegt JAHWEH van legermachten, Ik ben jaloers voor en voor , met grote jaloersheid.
15 En met grote driftigheid ben Ik driftig over de naties, de zelfvoldane. Toen Ik een klein beetje driftig was, hielpen zij het kwaad.
16 Daarom, zo zegt JAHWEH, keer Ik met mededogen terug naar . Mijn huis zal in haar gebouwd worden, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk, en een meetlint zal uitgestrekt worden over .
17 Opnieuw, roep, zeggend: Zo zegt JAHWEH van legermachten, opnieuw zullen Mijn steden overvloeien van het goede, en JAHWEH zal opnieuw troosten en Hij zal opnieuw kiezen voor .
18 En ik hief mijn ogen op en aanschouw!, vier horens!
19 En ik sprak tot de boodschapper die tot mij sprak: Wat zijn deze? En hij zei tot mij: Deze zijn de horens die en en gewand hebben.
20 En JAHWEH deed mij vier vakmannen zien.
21 En ik zei: Wat komen deze doen? En Hij sprak, zeggend: Deze zijn de horens die gewand hebben, zodat geen mens zijn hoofd ophief. En deze zijn gekomen om te doen beven, om de horens van de naties af te werpen die de hoorn ophieven tegen het land van , om het te wannen.
Terug naar de indexpagina
Naar Zacharia 2
|
|