|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En ik hief mijn ogen op en zag. En aanschouw!, een man, en in zijn hand was een touwlijn van meting.
2 En ik zei: Waar gaat u heen? En hij zei tot mij: Om te meten, om te zien wat haar breedte en wat haar lengte is.
3 En anschouw!, de boodschapper die tot mij sprak, ging uit. En een andere boodschapper ging uit om hem te ontmoeten.
4 En hij zei tot hem: Ren, spreek tot deze knaap, zeggend: Als dorpen zal wonen, vanwege de veelheid aan mensen en beesten in haar midden.
5 En Ik, Ik zal voor haar worden tot een muur van vuur, rondom, zegt JAHWEH met nadruk. En Ik zal tot heerlijkheid worden in haar midden.
6 Wee! Wee! En vlucht uit het land van het noorden, zegt JAHWEH met nadruk, want als de vier winden van de hemelen verspreidde Ik jullie, zegt JAHWEH met nadruk.
7 Wee ! Ontsnap die woont bij de dochter van !
8 Want zo zegt JAHWEH van legermachten: Om heerlijkheid zendt Hij mij tot de naties die jullie buit maakten, want wie jullie aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
9 Want aanschouw!, Ik wuif Mijn hand over hen en zij worden buit voor hun dienaren. Dan weten jullie dat JAHWEH van legermachten mij zond.
10 Jubel en verheug je, dochter van , want aanschouw!, Ik zal komen en in jouw midden verblijven, zegt JAHWEH met nadruk.
11 En vele naties zullen in die dag verbinden met JAHWEH en zij worden voor Mij tot volk en Ik verblijf in jouw midden. Dan weet jij dat JAHWEH van legermachten mij tot jou zond.
12 En JAHWEH heeft zijn zijn portie als lotbezit gegeven op de heilige grond. En Hij verkiest opnieuw .
13 Wees stil, alle vlees, voor het aangezicht van JAHWEH, want Hij maakt Zich op vanaf de bewoning van Zijn heiligheid.
Terug naar de indexpagina
Naar Zacharia 3
|
|