|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En in jaar twee van de regering van , droomde dromen. En zijn geest was onrustig en zijn slaap was op hem geweest.
2 En de koning zei de geleerden te roepen en de magiërs en de bezweerders en de Chaldeeën, om de koning zijn dromen te vertellen. En zij kwamen en zij stonden voor het aangezicht van de koning.
3 En de koning zei tot hen: "Ik droomde een droom en mijn geest werd onrustig om de droom te weten.
4 En de Chaldeeën spraken tot de koning in het Aramees: "Koning, leef voor de aionen! Zeg de droom aan uw dienaren, dan zullen wij de interpretatie onthullen."
5 De koning antwoordde en zei tot de Chaldeeën: "De zaak is van mij af. Wees verzekerd, indien jullie mij niet de droom bekendmaken en zijn interpretatie, dan zullen jullie ledematen worden weggedaan en over jullie huizen zal inbeslagneming uitgevaardigd worden.
6 Maar indien jullie de droom en zijn interpretatie zullen onthullen, zullen jullie van mij geschenken en beloning en enorme achting ontvangen. Alleen, onthult voor mij de droom én zijn interpretatie!"
7 Zij antwoordden voor de tweede keer en zeiden: "De koning zal de droom zeggen aan zijn dienaren, dan zullen wij zijn interpretatie onthullen."
8 De koning antwoordde en zei: "Ik weet nu zeker dat jullie tijd winnen, alles omdat jullie waarnemen dat de zaak zeker van mij af is.
9 Want indien jullie mij de droom niet bekend maken, is er maar één edict voor jullie. Jullie zijn, want jullie kwamen samen overeen leugenachtig en corrupt te zijn. Jullie zijn arrogant, voor mij zeggend: Tegen die tijd zal hij zichzelf wijzigen! Zegt mij alleen de droom, dan zal ik weten dat jullie zijn interpretatie zullen onthullen."
10 De Chaldeeën antwoordden voor de koning en zeiden: "Eigenlijk kan geen sterveling op Aarde deze zaak van de koning onthullen, ales omdat geen andere koning, bevelhebber of autoriteit een zaak als deze vroeg aan enige geleerde of magiër of Chaldeeër.
11 Want de zaak die de koning stelt is buitengewoon. Eigenlijk kan geen ander hem voor de koning onthullen. Dat kan alleen een elohim, want eigenlijk is zijn vertoefplaats niet bij het vlees."
12 Om dit alles werd de koning boos en hij werd enorm driftig en hij zei alle wijze mannen van om te brengen.
13 En het edict ging uit en de wijze mannen werden terecht gesteld. En zij zochten en zijn deelgenoten, om hen terecht te stellen.
14 In die tijd antwoordde met overleg en tact aan , bevelhebber van de lijfwachten van de koning, die uit ging om de wijze mannen van terecht te stellen,
15 antwoordend en zeggend tot , die de autoriteit van de koning had: "Waarom is het edict voor de koning dringend?" Dan maakte de zaak bekend aan .
16 En ging naar binnen en hij verzocht van de koning dat hij hem een vastgestelde tijd zou geven, om aan de koning de interpretatie te onthullen.
17 Toen vertrok naar zijn huis en naar , en , zijn deelgenoten. Hij maakte hen de zaak bekend,
18 om mededogen te verzoeken voor de Eloah van de hemelen over dit geheim, dat en zijn deelgenoten niet zullen omkomen met de overigen van de wijze mannen van .
19 Toen werd aan in die nacht in het visioen het geheim onthuld. Toen zegende de Eloah van de hemelen.
20 antwoordde en zei: "Zijn naam van Die de Eloah is zal gezegend worden van de aion tot aan de aion, want de wijsheid en de heerschappij, die is de Zijne.
21 Want Hij wijzigde de tijdperken en de vastgestelde tijden; Hij deed koningen verlopen en doet koningen opstaan, de wijsheid verlenend aan wijzen en kennis aan hen die verstand kennen.
22 Hij onthult de diepe dingen en de verborgen dingen, wetend wat er in de duisternis is, want de stroom van licht die bij Hem is maakt knopen los.
23 Tot U, Eloah van mijn vaders, juich ik toe en U prijs ik, want U verleende mij de wijsheid en de macht. En nu maakte U mij bekend wat wij van U verzoeken, dat U ons de zaak van de koning bekend maakt."
24 Met dit alles ging binnen bij , die de koning aanstelde om de wijze mannen van om te brengen. Hij vertrok en zei zo tot hem: "Het moet niet zo zijn dat u de wijze mannen van ombrengt. Breng mij binnen, voor de koning, en ik zal voor de koning de interpretatie onthullen."
25 Toen bracht , geagiteerd zijnde, voor de koning en hij zei zo tot hem: "Ik heb een machtig man van de zonen van de deportatie van Juda gevonden, die de interpretatie aan de koning bekend zal maken."
26 De koning antwoordde en zei tot , wiens naam is: "Ben jij eigenlijk in staat mij de droom bekend te maken die ik waarnam en zijn interpretatie?"
27 antwoordde voor de koning en zei: "Het geheim dat de koning vraagt, wijze mannen, magiërs, geleerden of lotzieners zijn niet in staat het aan de koning te onthullen.
28 Maar eigenlijk is het Eloah in de hemelen die geheimen onthult en Hij maakte aan koning bekend wat er zal zijn in het laatste van de dagen. Uw droom en visoenen in uw hoofd, op uw bed, zijn deze:
29 U, koning, uw terugkerende gedachten op uw bed kwamen op: Wat zal na deze zijn? En de Onthuller van de geheimen maakte u bekend wat zal zijn.
30 En ik? Dit geheim werd aan mij onthuld, niet door wijsheid, want die is eigenlijk meer in mij dan in alle levenden, alleen met de intentie dat de interpretatie aan de koning bekend gemaakt zal worden en u de terugkerende gedachten van uw hart zal weten.
31 U, koning, nam waar, en zie, een enorm beeld! Dit beeld was groot en zijn uitstraling uitnemend, opgericht in uw zicht en zijn aanblik was schrikwekkend.
32 Het hoofd van het beeld was van goed goud, zijn borstkas en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen waren van koper,
33 zijn benen waren van ijzer, en hun voeten waren deels van ijzer en deels van klei.
34 U nam waar totdat een steen werd afgehouwen, dat is: niet door handen, en hij botste op het beeld, op zijn voeten, die van ijzer en van klei zijn, en hij verpulverde hen.
35 Dan werden zij verpulverd, als één, het ijzer, de klei, het koper, het zilver en het goud. En zij werden als kaf van de zomerse dorsvloeren. En de wind hief ze op en er werd voor hen geen enkele plaats gevonden. En de steen die botste op het beeld, werd tot een grote bergketen, en hij vulde heel de aarde.
36 Dit is de droom en zijn interpretatie zullen wij voor de koning zeggen.
37 U, koning, bent de koning van de koningen, want Eloah van de hemelen beveiligde het koninkrijk, en de kracht en de achting verleende Hij aan u.
38 En overal waar de zonen van de sterveling vertoeven, verleent Hij het dier van het veld en wat vliegt van de hemelen in uw hand. En Hij heeft u autoriteit over hen allen gegeven. Uzelf bent het hoofd dat van het goud is.
39 En in uw plaats zal een ander koninkrijk opstaan, minderwaardig aan u, en een ander koninkrijk, het derde, dat van het koper, zal gezag hebben over heel de aarde.
40 En het vierde koninkrijk zal er zijn, krachtig als het ijzer, aangezien het ijzer alles verpulvert en alles overwint. En zoals het ijzer, dat vermorzelt, allen van dezen zal het verpulveren en zal het vermorzelen.
41 En dat u de voeten en de tenen er van waarnam, deels klei van de pottenbakker en deels van ijzer; het zal een samengesteld koninkrijk zijn. En er zal de stabiliteit van het ijzer in zijn, aangezien u het ijzer waarnam, vermengd zijnde met de klei, de modder.
42 En de tenen van de voeten zijn deels van ijzer en deels van klei. Aan het einde van het koninkrijk zal het krachtig zijn, maar een deel zal broos zijn.
43 En dat u het ijzer waarnam, vermengd zijnde met klei, de modder: het vermengde zal in het zaad van de sterveling zijn, maar deze zal niet met deze aankleven, zoals het ijzer zich niet vermengt met de klei.
44 En in hun dagen, die van deze koningen, zal Eloah van de hemelen een koninkrijk oprichten dat voor de aionen niet geschaad zal worden. En het koninkrijk zal niet aan een ander volk overgelaten worden. Het zal al deze koninkrijken verpulveren en beëindigen en het zal stand houden voor de aionen. -
45 Aangezien u waarnam dat een steen afgehouwen werd van de bergketen, en dat niet door handen, en deze het ijzer, het koper, de klein, het zilver en het goud verpulverde, de grote Eloah maakte aan de koning bekend wat er na dit zal zijn. En de droom is zeker en zijn interpretatie van is betrouwbaar."
46 Toen viel de koning, , op zijn gelaatstrekken en hij viel neer voor , en hij zei: "Breng een geschenk en rustgevende wierook als een offer aan hem!"
47 En de koning antwoordde en zei: "Het is juist dat jullie Eloah de Eloah van elohim is en Heer van koningen en iemand die geheimen onthult, want jij was in staat om dit geheim te onthullen."
48 Toen verhief de koning en hij verleende hem immense, enorme geschenken en hij gaf hem autoriteit over heel de provincie en bevelhebber van de bestuurders over alle wijze mannen van .
49 En verzocht aan de koning en hij stelde , en aan over het bestuur van de provincie . En was in de poort van de koning.
Terug naar de indexpagina
Naar Daniël 3
|
|