|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 , de koning, maakte een groot diner voor duizend van zijn rijksgroten en dronk schuimende wijn voor het aangezicht van de duizend.
2 zei, bij het proeven van de schuimende wijn, de vaten van het goud en het zilver hierheen te brengen die , zijn vader, wegnam uit de tempel in , opdat de koning en zijn rijksgroten en zijn gemalinnen en zijn bijvrouwen er uit zouden drinken.
3 Toen brachten zij de gouden vaten hierheen die zij namen uit de tempel, het huis van de Eloah dat in is. En zij dronken er uit, de koning en zijn rijksgroten en zijn gemalinnen en zijn bijvrouwen.
4 Zij dronken de schuimende wijn en zij prezen tot de elohim van het goud en het zilver, het koper, het ijzer, het hout en het steen.
5 In dat uur gingen vingers uit, die van de hand van een sterveling, die schreven voor het aangezicht van de lampenstandaard op het pleisterwerk van de zijmuur van het paleis van de koning. En de koning nam de vingertop waar van de hand die schreef.
6 Toen wijzigde zich de uitstraling van de koning op hem en zijn terugkerende gedachten maakten hem geagiteerd. En de gewrichtsbanden van zijn lendenen maakten zich los en zijn knieën stootten tegen elkaar.
7 De koning riep met vermogen om de magiërs, de Chaldeeën en de lotzieners binnen te brengen. De koning antwoordde en zei tot de wijze mannen van : "Enige man die dit schrift zal lezen en zijn interpretatie heeft, zal het aan mij onthullen. Hij zal met purper bekleed worden en er zal een ronde band van goud om zijn hals zijn en hij zal autoriteit hebben over een derde in het koninkrijk."
8 Toen gingen alle wijze mannen van de koning naar binnen, maar zij waren niet in staat het schrift te lezen en zijn interpretatie aan de koning bekend te maken.
9 Toen werd koning enorm geagiteerd en zijn uitstraling wijzigde zich op hem en zijn rijksgroten waren verbijsterd.
10 De koningin ging, vanwege de uitspraken van de koning en zijn rijksgroten, binnen in het huis van het feestmaal. De koningin antwoordde en ze zei: "Koning, leef voor de aionen! Het moet niet zo zijn dat uw terugkerende gedachten u geagiteerd maken en het moet niet zo zijn dat uw uitstraling zich wijzigt.
11 Echt, er is een machtig man in uw koninkrijk die de geest van de heilige elohim in zich heeft en in de dagen van uw vader werd in hem een stroom van licht en intelligentie en wijsheid gevonden, zoals de wijsheid van elohim. En koning , uw vader, deed hem opstaan als bevelhebber over de geleerden, de magiërs, de Chaldeeën en de lotzieners; uw vader, de koning,
12 alles omdat er een uitnemende geest en kennis en intelligentie in hem werd gevonden bij het interpreteren van dromen en de onthulling van problemen en het losmaken van knopen werd gevonden, in , op wie de koning de naam plaatste. nu zal geroepen worden en hij zal de interpretatie onthullen."
13 Toen werd binnen gebracht voor de koning. De koning antwoordde en zei tot : "Ben jij , die van de zonen van de deportatie is, van , die de koning, mijn vader, vanuit hierheen bracht?
14 En ik hoorde over jou dat in jou geest van de elohim is en een stroom van licht en intelligentie en uitnemende wijsheid in jou gevonden wordt.
15 En nu werden voor mij de wijze mannen binnen gebracht, de magiërs, opdat zij dit schrift zouden lezen en zijn interpretatie er van aan mij bekend maken. Maar zij waren niet in staat de interpretatie van de zaak te onthullen.
16 En ik hoorde over jou dat jij in staat bent interpretaties te interpreteren en knopen los te maken. Nu, indien jij in staat bent het schrift te lezen en zijn interpretatie aan mij bekend te maken, zal jij met purper bekleed worden en er zal de rond band van goud om jouw hals zijn en jij zal autoriteit hebben over een derde in het koninkrijk."
17 Dan antwoordde en hij zei voor de koning: "Uw geschenken zullen voor u zijn en verleen uw beloningen aan een ander. Maar ik zal het schrift voor de koning lezen en de interpretatie zal ik hem bekend maken,
18 aan u, de koning. Eloah, de Allerhoogste, verleende het koninkrijk en de grootsheid en de achting en de eer aan , uw vader.
19 En van de grootsheid die Hij aan hem verleende begonnen alle volken, de volksgroepen en taalgroepen voor hem te zweten en werden verschrikt. Wie hij wilde stelde hij terecht en wie hij wilde behield hij het leven, en wie hij wilde verhief hij, en wie hij wilde bracht hij omlaag.
20 Maar toen hij zijn hart verhief en zijn geest werd overmand om arrogant te zijn, werd hij van de troon van zijn koninkrijk afgezet en deed men de achting voor hem verlopen.
21 En van de zonen van de sterveling werd hij voortgedreven en zijn hart werd gelijk gemaakt aan het dier. En zijn vertoefplaats was met de steppe-ezels. Zij voedden hem met kruid als de ossen en door de dauw van de hemelen werd zijn lijf nat gemaakt, totdat hij wist dat de Eloah de Allerhoogste in autoriteit is in het koninkrijk van de sterveling. En wie Hij wil doet Hij er over opstaan.
22 En u, zijn zoon , u bracht uw hart niet omlaag, terwijl u dit alles wist.
23 En boven de Heer van de hemelen verhief u uzelf en de vaten die uit Zijn huis zijn brachten zij hierheen, voor u en voor uw rijksgroten en uw gemalinnen en uw bijvrouwen, er schuimende wijn uit drinkend. En aan de elohim van het zilver en het goud, het koper, het ijzer, het hout en het steen, die niet waarnemen en die niet horen en die niet weten, prees u. Maar de Eloah, in wiens hand uw adem is en al uw paden zijn, Hem eerde u niet.
24 Toen werd van voor Hem de vingertop gezonden, die van de hand, en werd dit schrift opgeschreven.
25 En dit is het schrift dat werd opgeschreven:
26 Dit is de interpretatie van de zaak: MENE, Eloah riep uw koninkrijk ter verantwoording en Hij sloot haar rekening.
27 TEKEL, u werd gewogen in de weegschaal en u werd ontbrekend gevonden.
28 UFARSIN, uw koninkrijk werd middendoor gedeeld en het werd verleend aan Medië en Perzië."
29 Toen sprak en zij kleedden in het purper, met de rond band van het goud om zijn hals. En zij proclameerden over hem dat hij autoriteit zal hebben over een derde in het koninkrijk.
30 In diezelfde nacht werd , koning van de Chaldeeën, terechtgesteld.
31 En , de Mediër, ontving het koninkrijk, als een zoon van twee en zestig jaren.
Terug naar de indexpagina
Naar Daniël 6
|
|