|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In jaar drie van de regering van koning verscheen er een visioen aan mij, , na dat in aanvang aan mij verscheen.
2 En ik zag in het visioen en het was in mijn zien dat ik in het kasteel in was, dat in de provincie is. En ik zag in het visioen dat ik aan het kanaal van was.
3 En ik hief mijn ogen op en ik zag, en aanschouw, één ram, staande voor het aangezicht van het kanaal en op hem zijn twee horens en de twee horens zijn verheven, maar de ene is meer verheven dan de tweede en de meest verhevene komt het laatst op.
4 Ik zag de ram, stotend naar het westen en naar het noorden en naar het zuiden. En er stonden geen dieren voor zijn aangezicht en er was niemand die uit zijn hand redde. En hij deed zoals hem welgevallig was en hij maakte zich groot.
5 En ik, ik beschouwde het en aanschouw, een bok van de geiten kwam vanaf het westen over de oppervlakte van heel de aarde en hij raakte de aarde niet aan. En de bok had een opvallende hoorn tussen zijn ogen.
6 En hij kwam tot aan de ram, de bezitter van de twee horens (die ik zag staan voor het aangezicht van het kanaal) en hij rende op hem toe in de woede van zijn energie.
7 En ik zag hem de zijkant van de ram bereiken en hij verbitterde zich tegen hem en hij sloeg de ram neer en hij brak zijn twee horens af. En er was geen energie in de ram om voor zijn aangezicht te staan. En hij gooide hem op de aarde en hij vertrad hem en er was niemand om de ram uit zijn hand te redden.
8 En de bok van de geiten maakte zichzelf groot, tot aan uitermate. En als hij aanzienlijk was geworden werd de grote hoorn verbroken en vier opvallende komen op in haar plaats, naar de vier winden van de hemelen.
9 En uit één van hen ging één mindere hoorn uit en deze werd groot in overtreffendheid naar het zuiderland en naar de zonsopgang en naar de statigheid.
10 En hij werd groot, tot aan het leger van de hemelen, en hij wierp van het leger en van de sterren neer naar de aarde en hij vertrad hen.
11 En tot aan de overste van het leger maakte hij zich groot en van Hem werd het voortdurende offer opgeheven en het terrein van Zijn heiligdom werd neergegooid.
12 En het leger werd tegen het voortdurende offer gegeven in overtreding. En de waarheid werd naar de aarde gegooid. En hij deed en hij had voorspoed.
13 En ik hoorde één heilige spreken. En één heilige zei tot die en die, die sprak: "Tot wanneer zal het voortdurend visioen zijn en de troosteloze overtreding, om de heilige plaats en het leger over te geven om vertreden te worden?"
14 En hij zei tot mij: "Tot aan tweeduizend en driehonderd avonden en ochtenden, dan wordt de heilige plaats gerechtvaardigd."
15 En het was toen ik, , het visioen zag, dat ik zocht het te begrijpen, en aanschouw, voor mij stond iemand als de verschijning van een machtige man.
16 En ik hoorde de stem van een mens tussen de oevers van de en hij riep en hij zei: ", leg aan deze het gezicht uit."
17 En hij kwam naast mijn standplaats staan. En bij zijn komen schrok ik en ik viel op mijn aangezicht. En hij zei tot mij: "Zoon van de mens, begrijp dat het visioen slaat op de tijd van het einde."
18 Terwijl hij tot mij sprak werd ik verdoofd, met mijn gezicht naar de aarde. En hij raakte mij aan en hij deed mij op mijn standplaats staan.
19 En hij zei: "Aanschouw, ik maak jou bekend wat zal zijn in het laatste van de bedreiging, die is tot de afgesproken tijd van het einde.
20 De ram die jij zag, de bezitter van de twee horens, staat voor de koningen van en .
21 En de harige geitenbok is de koning van ; en de grote hoorn die tussen zijn ogen is, hij is de eerste koning,
22 die verbroken wordt. En vier staan op in zijn plaats. Vier koninkrijken zullen opstaan uit deze natie, maar niet in zijn energie.
23 En in de latere tijd van hun koninkrijk, wanneer de overtreders ten einde komen, zal een koning van sterke aanwezigheid opstaan, iemand die problemen begrijpt.
24 En zijn energie zal robuust zijn, maar niet in zijn energie. En hij zal dingen die wonderbaarlijk zijn ruïneren en hij zal voorspoedig zijn. En hij doet en hij ruïneert aanzienlijken en het volk van de heiligen.
25 En door zijn intelligentie doet hij bedrog voorspoedig zijn in zijn hand. En in zijn hart zal hij zich groot maken en door hun onbezorgdheid zal hij velen ruïneren. En tegen de Overste van de oversten zal hij staan, maar aan de limiet van zijn hand zal hij verbroken worden.
26 En het gezicht van de avond en de ochtend, dat werd gezegd, is waarheid. Maar jij, stop het visioen dicht, want het is voor over vele dagen."
27 En ik, kwam bij en ik werd enige dagen onwel. En ik stond op en ik deed het werk van de koning. En ik was ontzet over het gezicht en er was niemand die het begreep.
Terug naar de indexpagina
Naar Daniël 9
|
|