|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Jij zal niet zien dat de stier van jouw broeder of zijn stuk kleinvee zich losgerukt heeft en je voor hen verbergen. Jij zal ze zeker aan jouw broeder terugbrengen.
2 En indien jouw broeder niet dichtbij jou is of jij kent hem niet, dan haal jij hem binnen in het midden van jouw huis en hij is bij jou tot jouw broeder hem opeist. Dan doe jij hem aan hem terugkeren.
3 En zo zal jij doen met zijn ezel en zo zal jij doen met zijn kledingstuk en zo zal jij doen met elk verlies van jouw broeder dat door hem zoekgeraakt is en jij het vindt. Jij zal niet in staat zijn jezelf te verbergen.
4 Jij zal niet zien dat de ezel van jouw broeder of zijn stier gevallen is op de weg en jezelf voor hen verbergen; jij zal je zeker met hem oprichten.
5 Het zal niet gebeuren dat een uitrusting van een machtige man op een vrouw komt, en een machtige man zal niet een kledingstuk van een vrouw aan doen, want elk wie deze dingen doet is een verafschuwing voor JAHWEH, jouw Elohim.
6 Wanneer het gebeurt dat een vogelnest voor jouw aangezicht op de weg komt, in enige boom of op de aarde, met broedsels of eieren, en de moeder neerligt op de broedsels of op de eieren, zal jij de moeder niet met de jongen wegnemen.
7 Jij zal de moeder zeker laten gaan en de jongen zal jij voor jouzelf nemen, opdat het goed met jou zal gaan en jij jouw dagen verlengt.
8 Wanneer jij een nieuw huis bouwt, dan maak jij een borstwering op jouw dak, zodat jij geen bloedschuld op jouw huis plaatst wanneer iemand er vanaf valt.
9 Jij zal jouw wijngaard niet ongelijksoortig zaaien, opdat de volle opbrengst niet heilig zal zijn, zowel het zaad dat jij zaait als de opbrengst van de wijngaard.
10 Jij zal niet met een stier en een ezel samen ploegen.
11 Jij zal geen tweeërlei soorten draad, wol en linnen, samen aandoen.
12 Gevlochten snoeren zal jij voor jouzelf maken aan de vier zomen van jouw bedekking waarmee jij jezelf bedekt.
13 Wanneer een man een vrouw neemt en hij komt tot haar en hij haat haar,
14 en hij plaats onrechtvaardigheden van woorden tegen haar en hij doet een kwade naam over haar uitgaan en hij zegt: Deze vrouw nam ik en ik naderde tot haar, maar ik vond in haar geen bewijzen van maagdelijkheid,
15 dan nemen de vader van het jonge meisje en haar moeder en zij doen de bewijzen van maagdelijkheid van het jonge meisje naar de oudsten van de stad, in de poort.
16 En de vader van het jonge meisje zegt tot de oudsten: Ik gaf mijn dochter aan deze man tot vrouw, en hij haat haar,
17 en aanschouw!, hij plaatst onrechtvaardigheden van woorden, zeggend: Ik vond bij jouw dochter geen bewijzen van maagdelijkheid. Maar deze zijn de bewijzen van maagdelijkheid van mijn dochter. En zij spreiden het kledingstuk voor het aangezicht van de oudsten van de stad.
18 Dan nemen de oudsten van deze stad de man en zij geven hem stokslagen.
19 En zij geven hem een boete van honderd zilverstukken en zij geven hem aan de vader van het jonge meisje, omdat hij een kwade naam deed uitgaan over een maagd van . En zij zal hem tot vrouw zijn; hij kan haar in al zijn dagen niet heenzenden.
20 Maar indien deze zaak waarheid is en er geen bewijzen van maagdelijkheid voor het jonge meisje gevonden worden,
21 dan doen zij het jonge meisje uitgaan naar het portaal van het huis van haar vader en de mannen van haar stad stenigen haar met stenen en zij sterft. Want zij deed ontaardheid in , ontucht bedrijvend in het huis van haar vader. En jij neemt het kwade weg uit jouw midden.
22 Wanneer een man gevonden wordt, liggend bij een vrouw die bezit is van een bezitter, dan sterven zij, ja allebei, de man die ligt bij de vrouw en de vrouw. En jij neemt het kwade weg uit .
23 Wanneer er een jong meisje is, een maagd, ondertrouwd met een man, en een man vindt haar in de stad en hij ligt bij haar,
24 dan doe jij ze beiden uitgaan naar de poort van deze stad en jullie stenigen hen met stenen en zij sterven; het jonge meisje vanwege de zaak dat zij niet in de stad schreeuwde en de man vanwege de zaak dat hij de vrouw van zijn naaste vernederde. En jij neemt het kwade weg uit jouw midden.
25 Maar indien het in het veld is dat de man het jonge meisje, het ondertrouwde, en de man houdt aan haar vast en ligt met haar, dan sterft de man die met haar lag, alleen hij;
26 maar het jonge meisje zal jij niets doen. Voor het jonge meisje is er geen zaak van zonde tot de dood, want zoals een man opstaat tegen zijn naaste en hij vermoordt zijn ziel, zo is deze zaak.
27 Want hij vond haar in het veld; het jonge, ondertrouwde meisje schreeuwde, maar er was voor haar geen redder.
28 Wanneer een man een jong meisje vindt, een maagd die niet ondertrouwd is en hij grijpt haar vast en hij ligt met haar en zij worden gevonden,
29 dan geeft de man die met haar ligt vijftig zilverstukken aan de vader van het jonge meisje en zij zal voor hem tot vrouw worden, omdat hij haar vernederde. In al zijn dagen kan hij haar niet heenzenden.
30 Een man zal niet de vrouw van zijn vader nemen en hij zal de zoom van zijn vader niet ontbloten."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 23
|
|