Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Exodus
Hoofdstuk 33

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)


1 En JAHWEH spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen. "Ga! Ga op van hier, jij en het volk dat jij uit het land van EgypteEgypte = (egypte) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) deed opgaan, naar het land dat Ik aan AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte, IsaäkIsaäk = lachen en JakobJakob = hielenlichter gezworen heb, zeggend: 'Aan jouw zaad zal Ik haar geven.' En JAHWEH verschijnt aan Abram en Hij zegt: Aan jouw zaad zal Ik dit land geven. En hij bouwt daar een altaar voor JAHWEH, Die aan hem verscheen. (SW)[Gen. 12:7] Wees bijwoner in dit land en Ik zal met jou zijn en Ik zal jou zegenen. Want aan jou en al jouw zaad zal Ik al deze landen geven. En Ik voer de eed uit die Ik aan jou vader heb gezworen (SW)[Gen. 26:3] En zie! JAHWEH staat er op en Hij zegt: Ik ben JAHWEH, Elohim van Abraham, jouw vader, en Elohim van Isaäk. Het land waarop jij ligt, Ik zal het aan jou en aan jouw zaad geven (SW)[Gen. 28:13]
2 En Ik zend voor jouw aangezicht een boodschapper en Ik drijf de Kanaäniet, de Amoriet en de Hethiet en de Periziet en de Chiwwiet en de Jebusiet uit,
3 uit het land dat gutst van melk en honing. Want Ik ga niet op in jullie midden, want jullie zijn een volk stijf van nek, opdat Ik onderweg niet een einde aan jullie maak."
4 En het volk hoort dit kwade woord en zij treuren, en geen man zet zijn sieraad op zich.
5 En JAHWEH zegt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen: "Zeg tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God: Jullie zijn een volk stijf van nek! Één moment ga Ik op in jullie midden en maak Ik een einde aan jullie. En nu, doe jouw sieraad van je af en Ik zal weten wat Ik met jullie zal doen."
6 En de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God ontrukken zichzelf van hun sieraad, sinds de berg HorebHoreb = woestijnachtig.
7 En MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen neemt de tent en hij spant hem buiten de legerplaats, tot ver van de legerplaats, en hij noemt hem de tent van de afspraak. En het gebeurt dat een ieder die JAHWEH zoekt, uitgaat naar de tent van de afspraak, die buiten de legerplaats is.
8 En het gebeurt als MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen uitgaat naar de tent, dat heel het volk opstaat en dat zij zichzelf plaatsen, iedere man naast de opening van zijn tent. En zij keken MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen na tot hij de tent binnen ging.
9 En het gebeurt als MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen de tent binnen kwam, dat de wolkkolom neerdaalde en stond bij de opening van de tent. En Hij sprak met MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen.
10 En heel het volk zag de wolkkolom, staande bij de opening van de tent. En heel het volk stond op en zij bogen zich neer, ieder bij de opening van zijn tent.
11 En JAHWEH sprak tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen van aangezicht tot aangezicht, zoals een man spreekt tot zijn naaste. En hij keerde terug naar de legerplaats. En JozuaJozua = JAH redt, de zoon van NunNun = vis of nageslacht, zijn dienstverrichter, een knaap, verwijderde zich niet uit het midden van de tent.
12 En MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen zegt tot JAHWEH: "Zie! U zegt tot mij: 'Doe dit volk opgaan,' maar U maakte mij niet bekend wie U met mij zal zenden. En U, U zei: 'Ik ken jou bij naam,' en ook: 'Jij vindt genade in Mijn ogen.'
13 En nu, alstublieft, indien ik genade in Uw ogen vind, maak mij alstublieft Uw weg bekend, en ik U zal kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen. En zie dat deze natie Uw volk is."
14 En Hij zegt: "Mijn aangezichten zullen gaan en Ik geef jou rust."
15 En hij zegt tot Hem: "Indien Uw aangezichten niet gaan, moet het niet zo zijn dat U ons van hier doet opgaan.
16 En waarin wordt het bekend dat ik inderdaad genade vind in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet Uw gaan met ons dat wij onderscheiden worden, ik en Uw volk, van elk volk dat op het oppervlak van de grond is?"
17 En JAHWEH zegt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen: "Ook deze zaak waarvan jij spreekt doe Ik, want jij vindt genade in Mijn ogen en Ik ken jou bij naam."
18 En hij zegt: "Doe mij, alstublieft, Uw heerlijkheid zien!"
19 En Hij zegt: "Ik doe al Mijn goedheid vóór jouw gezicht passeren, en Ik roep in de naam van JAHWEH voor jouw aangezicht. En Ik ben genadig voor wie Ik genadig ben en Ik heb mededogen met wie ik mededogen heb." Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal genadevol zijn over wie ik genadevol zal zijn, en Ik zal medelijden hebben over wie ik medelijden heb. (SW)[Rom. 9:15]
20 En Hij zegt: "Jij kunt Mijn gezicht niet zien, want de mens zal Mij niet zien en leven."
21 En JAHWEH zegt: "Aanschouw! Er is een plaats bij Mij en jij stelt jezelf op de rots.
22 En het gebeurt bij het passeren van Mijn heerlijkheid, dat Ik jou plaats in de spleet van de rots. En Ik overschaduw jou met mijn handpalm tot na Mijn passeren.
23 Dan zal Ik Mijn handpalm wegnemen en jij ziet Mijn achterkant, maar Mijn gezichten zullen niet gezien worden."

Terug naar de indexpagina
Naar Exodus 34
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.