|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En en en elke man die wijs van hart was, aan wie JAHWEH wijsheid en verstand in hen gaf om te weten hoe zij alle werk van de dienst van de heilige plaats moeten doen, maakten al waarvoor JAHWEH instructie gaf.
2 En roept tot en tot en tot elke man wijs van hart, aan wie JAHWEH wijsheid in zijn hart gaf, die in zijn hart hem droeg om te naderen om het werk te doen.
3 En zij namen van voor het aangezicht van het gehele hefoffer dat de zonen van brachten voor het werk van de dienst van de heilige plaats, om het te doen. En zij brachten naar hem nog een vrijwillig offer, ochtend na ochtend.
4 En alle wijze mannen die alle werk van de heilige plaats doen, komen, man na man, van hun werk dat zij deden,
5 en zij spreken tot , zeggend: "Het volk brengt veel meer dan voldoende is voor de dienst, voor het werk dat JAHWEH instructie gaf te doen."
6 En geeft instructie en zij doen een stem in de legerplaats passeren, zeggend: "Het moet niet zo zijn dat man en vrouw verder werk doen voor het hefoffer van de heilige plaats." En het volk wordt tegengehouden nog meer te brengen,
7 aangezien het werkmateriaal voor hen voldoende was om heel het werk te doen en overschot te hebben.
8 En elke wijze van hart die het werk doen, maken de verblijfplaats met tien tentdoeken van getwijnd glanzend batist en blauw en purper en herhaald gedompeld karmozijn, met cherubim, het handwerk van een ontwerper maakte hij hen.
9 De lengte van de ene tentdoek was achtentwintig in de el en de breedte was vier in de el per tentdoek. Er was één maat voor alle tentdoeken.
10 En hij voegt vijf van de tentdoeken samen, de een aan de ander, en vijf tentdoeken voegt hij samen, de een aan de ander.
11 En hij maakt lussen van blauw aan de zoom van het ene tentdoek aan het eind van de aansluiting; zo maakte hij die in de zoom van het uiterste tentdoek bij de tweede aansluiting.
12 Vijftig lussen maakt hij in het ene tentdoek en vijftig lussen maakt hij in het eind van het tentdoek bij de tweede aansluiting, er voor zorgend dat de ene lus de andere ontvangt.
13 En hij maakt vijftig schakels van goud en hij voegt de tentdoeken samen, de een met de ander, door de schakels, en de verblijfplaats wordt één geheel.
14 En hij maakt tentdoeken van geitenhaar voor de tent over de verblijfplaats. Elf tentdoeken maakte hij ze.
15 De lengte van het ene tentdoek was dertig in de el, en de breedte van het tentdoek was vier in de el, één maat voor de elf tentdoeken.
16 En hij voegt vijf van de tentdoeken tot één, en zes van de tentdoeken tot één.
17 En hij maakt vijftig lussen aan de zoom van het uiterste tentdoek in de aansluiting, en hij maakt vijftig lussen aan de zoom van het tentdoek in de tweede aansluiting.
18 En hij maakt vijftig schakels van koper om de tent samen te voegen, om één te zijn.
19 En hij maakt een bedekking voor de tent van rood gemaakte huiden van rammen en daarboven een bedekking van huiden van hemelsblauwen.
20 En hij maakt de raamwerkdelen voor de verblijfplaats van staand acaciahoutmv.
21 mv lengte van het raamwerkdeel was tien ellen en de breedte van het raamwerkdeel was een el en een halve el.
22 Een raamwerkdeel had twee kanten, de een uitspringend tegenover de ander. Zo maakte hij alle raamwerkdelen van de verblijfplaats.
23 En hij maakt de raamwerkdelen voor de verblijfplaats. Twintig raamwerkdelen voor de zijkant van de Negev, naar het zuiden.
24 En veertig voetstukken van zilver maakte hij onder de twintig raamwerkdelen, twee voetstukken onder het ene raamwerkdeel, voor twee van zijn kanten, en twee voetstukken onder het andere raamwerkdeel, voor twee van zijn kanten.
25 En voor de tweede hoekwand van de verblijfplaats, voor de zijkant van het noorden, maakt hij twintig raamwerkdelen,
26 en hun veertig voetstukken van zilver, twee voetstukken onder het ene raamwerkdeel en twee voetstukken onder het andere raamwerkdeel.
27 En voor de flanken van de verblijfplaats naar het westen maakt hij zes raamwerkdelen.
28 En twee raamwerkdelen maakt hij voor de uitgehakte hoeken van de verblijfplaats, in de flanken.
29 En de koppelingen kwamen aan de onderkant, en zij worden samen gekoppeld aan hun bovenkant door de ene ring. Zo deed hij voor hen beide, voor de twee uitgehakte hoeken.
30 En er waren acht raamwerkdelen en hun zilveren voetstukken, zestien voetstukken, twee voetstukken per steun, twee voetstukken onder het ene raamwerkdeel.
31 En hij maakt dwarsbalken van acaciahoutmv, vijf voor de raamwerkdelen voor de ene hoekwand van de verblijfplaats,
32 en vijf dwarsbalken voor de raamwerkdelen van de tweede hoekwand van de verblijfplaats en vijf dwarsbalken voor de raamwerkdelen van de verblijfplaats voor de flanken die westwaarts zijn.
33 En hij maakt de middelste dwarsbalk in het midden van de raamwerkdelen om te reiken van het ene eind tot het andere.
34 En de raamwerkdelen overtrok hij met goud en hun ringen maakte hij van goud, als behuizingen voor de dwarsbalken, en hij overtrekt de dwarsbalken met goud.
35 En hij maakt het gordijn van blauw en purper en herhaald gedompeld karmozijn en getwijnd glanzend batist; naar het handwerk van een ontwerper maakte hij haar cherubs.
36 En hij maakt er voor vier kolommen van acaciahout en hij overtrekt ze met goud, hun haken zijn van goud, en hij maakt voor hen een gietsel van vier voetstukken van zilver.
37 En hij maakt een deurgordijn tot opening van de tent van blauw, purper en van herhaald gedompeld karmozijn en getwijnd glanzend batist, het handwerk van een borduurder,
38 en zijn vijf kolommen en hun haken. En hij overtrok hun hoofden en hun verbindingen met goud, en hun vijf voetstukken waren van koper.
Terug naar de indexpagina
Naar Exodus 37
|
|