Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Exodus
Hoofdstuk 6

   
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)


1 En JAHWEH zegt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen: "Nu zal jij zien wat Ik met FaraoFarao = het grote huis zal doen, want met standvastige hand zal hij hen wegzenden en met standvastige hand zal hij hen vanaf zijn land uitdrijven."
2 En Elohim spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen en Hij zegt tot hem: "Ik ben JAHWEH, 13 En Mozes zegt tot de Elohim: Zie! Ik kom bij de zonen van Israël en ik zeg tot hen: Elohim van jullie vaderen stuurt mij naar jullie, en zij zeggen tot mij: Wat is Zijn Naam?, wat zal ik tot hen zeggen?
14 En Elohim zegt tot Mozes: Ik zal worden Die Ik zal worden. En Hij zegt: Zo zul jij tot de zonen van Israël zeggen: Ik zal worden zendt mij tot jullie.
15 En Elohim zegt verder tot Mozes: Zo zul jij tot de zonen van Israël spreken: JAHWEH, Elohim van jullie vaderen, Elohim van Abraham, Elohim van Isaäk en Elohim van Jakob, Hij zendt mij tot jullie. Dit is Mijn Naam voor de aion en dit Mijn herinnering voor generatie na generatie. (SW)
[Exo. 3:13-15]

3 en Ik verscheen aan AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte, aan IsaäkIsaäk = lachen en aan JakobJakob = hielenlichter als El Die toereikend verschaftEl Die toereikend verschaft = El Shaddai. En met Mijn Naam, JAHWEH, maakte Ik Mij aan hen niet bekend.
4 Ik, echter, richtte mijn verbond met hen op, aan hen het land van KanaänKanaän = purper of purperland gevend, het land van hun tijdelijk verblijfmv, waarin zij tijdelijk verblijven.
5 En ook Ik hoorde het gekreun van de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God, dat de Egyptenaren hen doen dienen en Ik gedenk Mijn verbond.
6 Daarom, zeg tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God: "Ik ben JAHWEH en Ik doe jullie uitgaan van onder de lasten van de Egyptenaren en Ik red jullie van hun dienst en Ik los jullie schuld in met een uitgestrekte arm en met grote oordelen. 12 En Ik wandel in jullie midden en Ik ben voor jullie tot Elohim, en jullie, jullie zijn Mij tot volk. 13 Ik, JAHWEH, ben jullie Elohim, Die jullie uit het land van Egypte deed gaan, om niet langer hun dienaren te zijn, en Ik verbrak de schuifbalken van jullie juk en Ik doe jullie rechtop gaan. . (SV)[Lev. 26:12,13]
7 En Ik neem jullie aan als Mijn volk en Ik ben jullie tot Elohim. En jullie weten dat Ik JAHWEH ben, jullie Elohim, Die jullie doet uitgaan van onder de lasten van de Egyptenaren.
8 En Ik breng jullie naar het land dat Ik ophief in Mijn hand, het gevend aan AbrahamAbraham = vader van een menigte of aanvoerder van een menigte, aan IsaäkIsaäk = lachen en aan JakobJakob = hielenlichter, en Ik geef het aan jullie als pachtbezit. Ik ben JAHWEH."
9 En zo spreekt MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen tot de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God en zij luisteren niet naar MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen vanwege kortheid van geest en vanwege de harde dienst.
10 En JAHWEH spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, zeggend:
11 "Kom binnen, spreek tot FaraoFarao = het grote huis, koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), en hij de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God weg zal zenden van zijn land."
12 En MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen spreekt voor het aangezicht van JAHWEH, zeggend: "Aanschouw! De zonen van IsraëlIsraël = strijder van God luisteren niet naar mij. Hoe zal FaraoFarao = het grote huis naar mij luisteren? Ik ben onbesneden van lippen."
13 En JAHWEH spreekt tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen en tot AäronAäron = lichtbrenger en Hij geeft aan de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God en aan FaraoFarao = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch)het zwarte land (tov. de witte woestijn), koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), instructie om de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God uit het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) te doen gaan.
14 Dezen zijn de hoofden van het huis van hun vaders. De zonen van RubenRuben = zie, een zoon, de eerstgeborene van IsraëlIsraël = strijder van God: HenochHenoch = toegewijd - leraar en PalluPallu = wonderlijk - uitstekend, ChesronChesron = omsloten en KarmiKarmi = tuinman. Deze zijn de families van RubenRuben = zie, een zoon.
15 En de zonen van SimeonSimeon = gehoord (heeft JAH): JemuëlJemuël = dag van God en JaminJamin = rechts, gelukking en OhadOhad = machtig en JakinJakin = Hij (God) grondvest en SocharSochar = wit - blinkend en SaulSaul = afgebeden (van God), zoon van de Kanaänitische. Deze zijn de families van SimeonSimeon = gehoord (heeft JAH).
16 En deze zijn de namen van de zonen van LeviLevi = aanhanger - aanhankelijk, naar hun genealogische registraties: GersonGerson = verdrijving en KehatKehat = vergadering en MerariMerari = bitter. En de jaren van het leven van LeviLevi = aanhanger - aanhankelijk waren honderd zeven en dertig jaren.
17 De zonen van GersonGerson = verdrijving zijn: LibniLibni = wit en SimiSimi = vermaard, naar hun families.
18 En de zonen van KehatKehat = vergadering zijn: AmramAmram = oom (=beschermer) en JisharJishar = glanzende olie en HebronHebron = (plaats van het) verbond en UzziëlUzziël = mijn kracht is God. En de jaren van het levenmv van KehatKehat = vergadering zijn honderd drie en dertig jaren. 17 En dezen zijn de zonen van Levi met hun namen: Gerson en Kehat en Merari. 18 En deze zijn de namen van de zonen van Gerson, naar hun families: Libni en Simi. 19 En de zonen van Kehat, naar hun families; Amram en Jishar, Hebron en Uzziël. 20 En de zonen van Merari, naar hun families: Machli en Musi; dit zijn de families van de Levieten, naar het huis van hun vaders. (SW)[Num. 3:17-20]
19 En de zonen van MerariMerari = bitter zijn: MachliMachli = ziekte en MusiMusi = opbrengst. Deze zijn de families van de Leviet naar hun genealogische registraties.
20 En AmramAmram = oom (=beschermer) neemt JokebedJokebed = JAH is eer, zijn tante, tot vrouw. En zij baarde voor hem AäronAäron = lichtbrenger en MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen. En de jaren van het levenmv van AmramAmram = oom (=beschermer) zijn honderd zeven en dertig jaren.
21 En de zonen van JisharJishar = glanzende olie zijn: KorachKorach = kaal en NefegNefeg = spruit en ZikriZikri = mijn gedachtenis.
22 En de zonen van UzziëlUzziël = mijn kracht is God zijn: MisaëlMisaël = wie is wat God is en ElsafanElsafan = God beschermt en SitriSitri = mijn bescherming is JAH.
23 En AäronAäron = lichtbrenger neemt ElisebaEliseba = mijn God heeft gezworen of God is een eed, dochter van AmminadabAmminadab = mijn oom is gul, zuster van NachsonNachson of Nahson = tovenaar, tot hem als vrouw. En zij baarde voor hem NadabNadab = (JAH is) edelmoedig, mild en AbihuAbihu = mijn Vader is Hij, EleazarEleazer = God is hulp en ItamarItamar = palmenland.
24 En de zonen van KorachKorach (of Korah) = kaal zijn: AssirAssir = gevangene en ElkanaElkana = God heeft gegrondvest/geschapen en AbiasafAbiasaf = mijn Vader voegt toe. Deze zijn de families van de Korachieten.
25 En EleazarEleazar = God is hulp, zoon van AäronAäron = lichtbrenger, neemt voor zich uit de dochters van PutiëlPutiël = gegeven door God als zijn vrouw. En zij baarde voor hem PinechasPinechas = koperen opening. Dezen zijn de hoofden van de vaders van de Levieten naar hun families.
26 Dit zijn AäronAäron = lichtbrenger en MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, tot wie JAHWEH zei: "Doet de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God en hun legers uit het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) gaan."
27 Zij zijn het die spreken tot FaraoFarao = het grote huis, koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), om de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God uit EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) te doen uitgaan, deze MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen en AäronAäron = lichtbrenger.
28 En het gebeurt in die dag dat JAHWEH tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen sprak in het land van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn).
29 En JAHWEH sprak tot MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen, zeggend: "Ik ben JAHWEH. Spreek tot FaraoFarao = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch)het zwarte land (tov. de witte woestijn), koning van EgypteEgypte = (egyptisch)huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), alles wat Ik tot jou spreek."
30 En MozesMozes = doen vergeten - getrokken - uit het water halen zegt voor het gezicht van JAHWEH: "Aanschouw! Ik ben onbesneden van lippen. Hoe zal FaraoFarao = het grote huis naar mij luisteren?"

Terug naar de indexpagina
Naar Exodus 7
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.