Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven tussen 593 en 565 voor Christus, tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.
Hoofdstuk 28
|
|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
2 Zoon van de mens, zeg tot de bewindvoerder van : Zo zegt mijn Heer JAHWEH! Omdat jouw hart hoogmoedig is en jij zegt: Ik ben een , ik zit op de plaats van Elohim in het hart van de zeeën! Maar jij bent een mens en geen ,, ook al geef jij jouw hart als het hart van de elohim.
3 Aanschouw, jij bent wijzer dan . Elke dichtgestopte zaak stelt jou niet voor een raadsel.
4 Door jouw wijsheid en door jouw verstand maakte jij voor jezelf een vermogen. Jij deed goud en zilver in jouw schatkamers.
5 Door de veelheid van jouw wijsheid bij jouw handeldrijven deed jij jouw vermogen toenemen. En jouw hart werd hoogmoedig door jouw vermogen.
6 Daarom, zo zegt mij Heer JAHWEH, omdat jij jouw hart gaf tot het hart van een elohim,
7 daarom, aanschouw, breng Ik over jou vreemden, verschrikkers van naties en zij trekken hun zwaarden uit de schede tegen de schoonheid van jouw wijsheid en ontwijden zij jouw schijnende pracht.
8 In de groeve zullen zij jou neerwaarts brengen en jij sterft de dood van een gesneuvelde in het hart van de zeeën.
9 Zal jij dan toch voor het aangezicht van een doder zeggen: Ik ben een ,? Maar jij bent een mens, en niet , in de hand van die jou verwonden!
10 Jij zal de dood onbesnedenen sterven door de hand van vreemden, want Ik, Ik sprak, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
11 Het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
12 Zoon van mens, hef een klaaglied aan over de koning van en zeg tot hem: Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Jij bent de zegelafdruk van een blauwdruk, vol wijsheid en volmaakt van schoonheid.
13 Jij was in , de tuin van Elohim. Elke kostbare steen was jouw paviljoen, rode jaspis, chrysoliet en diamant, topaas, onyx en jaspis, saffier, granaatsteen en smaragd en goud was het werk van jouw tamboerijnen en jouw prieëlen die in jou zijn. In jou werden zij gevestigd in de dag van jouw schepping.
14 Jij was een cherub, een gezalfde die overschaduwt. En Ik gaf jou op de berg van de heiligheid van Elohim. Jij wandelde in het midden van de stenen van vuur.
15 Onberispelijk was jij in jouw wegen, vanaf de dag van jouw geschapen worden, totdat er in jou onrechtvaardigheid werd gevonden
16 in de veelheid van jouw handel. Zij vulden jouw midden met geweld; en jij zondigde. Ik zal ontwijd maken vanaf de berg van Elohim en Ik doe jou omkomen, overschaduwende cherub, weg vanaf het midden van de stenen van vuur.
17 Jouw hart werd hoogmoedig door jouw schoonheid. Jij richtte jouw wijsheid te gronde vanwege jouw schijnende pracht. Ik gooi jou neer op de aarde. Ik gaf jou voor het aangezicht van koningen, om naar jou te kijken.
18 Vanwege de veelheid van jouw verdorvenheden, door de onrechtvaardigheid van jouw handeldrijven, ontwijdde jij jouw heiligdommen. En Ik zal vuur doen uitgaan uit jouw midden; het zal jou verslinden. En Ik zal jou tot as maken op de aarde, voor de ogen van allen die jou zien.
19 Allen die jou kennen onder de volken zullen ontzet zijn over jou. Jij wordt tot een ontaard ding. En jij bent er niet, tot aan de aion.
20 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
21 Zoon van de mens! Richt jouw aangezicht op en profeteer tegen haar!
22 En jij zegt: Zo zegt mijn Heer JAHWEH! Aanschouw! Ik ben tegen jou, ! En Ik word verheerlijkt in jouw midden en zij weten dat Ik JAHWEH ben, wanneer Ik in haar oordelen doe en Ik in haar geheiligd word.
23 En Ik zend in haar de pest en bloed in haar straten. En de gesneuvelde valt in haar midden, door het zwaard tegen haar, van rondom. En zij weten dat Ik JAHWEH ben.
24 En niet meer zal er voor het huis van Israël een etterende palmdoorn zijn en een pijnlijke doorn van allen rondom hen die hen minachten. En zij weten dat Ik de Heer JAHWEH ben.
25 Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Wanneer Ik het huis van bijeenroep uit de volken waarin zij verstrooid werden en Ik in hen geheiligd wordt voor de ogen van de naties, dan wonen zij op hun grond die Ik aan Mijn dienaar gaf, aan .
26 En zij wonen er op met vertrouwen en zij bouwen huizen en zij planten wijngaarden en zij wonen in vertrouwen wanneer ik Mijn oordelen doe tegen allen die hen minachten, van rondom hen. En zij weten dat Ik JAHWEH ben, hun Elohim.
Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 29
|
|
© www.schriftwoord.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|