Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven tussen 593 en 565 voor Christus, tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.
Hoofdstuk 47
|
|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En hij bracht mij terug naar het portaal van het huis, en aanschouw, wateren gaan uit van onder de dorpel van het huis, naar het oosten, want de voorzijde van het huis is naar het oosten. En de wateren daalden af naar beneden, van de rechter flank van het huis, ten zuiden van het altaar.
2 En hij deed mij uitgaan via de weg van de poort naar het noorden en hij deed mij rondgaan op de weg buiten de poort, de weg die naar het oosten gekeerd is, en aanschouw, wateren spoten vanaf de rechter flank.
3 Toen de man uitging naar het oosten, met het meetlint in zijn hand, mat hij duizend naar de el en hij deed mij door het water passeren, water tot aan de enkels.
4 En hij mat duizend en hij deed mij door het water passeren, water tot aan de knieën. En hij mat duizend en hij deed mij door water passeren tot aan de taille.
5 En hij mat duizend, een waterstroom die ik niet kon oversteken, want de wateren zwelden, water om in te zwemmen, een waterstroom die niet over te steken is.
6 En hij zei tot mij: Zie jij het, zoon van de mens? En hij deed mij gaan en hij bracht mij terug naar de oever van de waterloop.
7 Toen ik terugkeerde, aanschouw, er waren uitermate veel bomen op de oever van de waterloop, vanaf hier en vanaf daar.
8 En hij zei tot mij: Deze wateren gaan uit naar de oostelijke omstreken en zij dalen af naar de rotswoestijn en zij komen bij de zee; naar de zee worden zij uitgebracht en de wateren worden genezen.
9 En het zal zijn dat elke levende ziel die overal zwerft waar de waterlopen komen, zal leven. En er zal uitermate veel vis zijn, want deze wateren zullen daar komen en zij zullen genezen worden. En alles zal leven waar de waterloop zal komen.
10 En het zal zijn dat daaraan vissers zullen staan, vanaf tot aan , een uitspreidplaats voor de vangnetten. Naar hun soort zal hun vis zijn, als de vis van de grote zee, uitermate veel.
11 Zijn moerassen en zijn poelen zullen niet genezen worden; zij zullen aan het zout gegeven worden.
12 En aan de waterloop, op zijn oever, vanaf hier en vanaf daar, zal elke voedselboom opgroeien. Zijn blad zal niet verwelken en aan zijn vrucht zal geen einde komen. Naar zijn maanden zal hij de eerste vrucht maken, want zijn wateren zijn die uit gaan van het heiligdom. En zijn vrucht zal zijn tot voedsel en zijn blad tot aansterken.
13 Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Dit is het ravijn, de grens waarin jullie jezelf het land als lotbezit zullen toedelen voor de twaalf stammen van ( heeft twee districten).
14 En jullie zullen het als lotbezit geven, een ieder naar zijn broeder, waarover Ik Mijn hand heb opgeheven om het aan jullie vaders te geven; en dit land valt jullie toe door lotbezit.
15 En dit is de grens van het land tot de kant van het noorden: Van de grote zee via de weg van om te komen naar .
16 , , , dat is tussen de grens van en tussen de grens van , naar dat grenst aan .
17 En de grens is vanaf de zee naar , de grens van en naar het noorden, en de grens van . Dit is de zijkant van het noorden.
18 En de zijkant van het oosten: Vanaf tussen en vanaf tussen en vanaf tussen het en vanaf tussen het land van met de , vanaf de grens aan de oostelijke zee zullen jullie meten. En dit is de zijkant naar het oosten.
19 En de zijkant van het zuiden, zuidwaarts vanaf tot aan de wateren van , een lotbezit tot aan de grote zee. Dit is de zijkant van het zuiden, zuidwaarts.
20 En de zijkant van het westen: De grote zee, vanaf de grens tot recht tegenover, komend van . Dit is de zijkant van het westen.
21 En jullie zullen dit land onder julliezelf verdelen naar de stammen van .
22 En het zal zijn dat jullie over haar loten zullen werpen in een lotbezit voor jullie en voor de tijdelijke verblijvers die tijdelijk verblijven in jullie midden, die zonen verwekken in jullie midden. En zij zullen voor jullie worden als inheemsen onder de zonen van . Met jullie zullen zij loten werpen in een lotbezit, te midden van de stammen van .
23 En het zal zijn dat in de stam waarin de tijdelijke verblijver tijdelijk verblijft, daar zullen zij hem zijn lotbezit geven, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 48
|
|
© www.schriftwoord.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|