|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En de levensdagen van zijn honderd zeven en twintig jaren, de jaren van de levensdagen van .
2 En sterft in (dat is in het land van ). En komt om over te rouwklagen en om over haar te huilen.
3 En staat op van het aangezicht van zijn dode. En hij spreekt tot de zonen van , zeggend:
4 "Tijdelijk verblijver en gast ben ik bij jullie. Geeft mij het grondbezit van een graf bij jullie en ik begraaf mijn dode van voor mijn aangezicht."
5 En de zonen van antwoorden , tot hem zeggend:
6 "Hoor ons, mijn heer! U bent een vorst van Elohim in ons midden. Begraaf uw dode in een eerste keus uit onze graven. Niemand van ons houdt u tegen om uw dode in zijn graf te begraven."
7 En staat op, en hij buigt zich neer tot het volk van het land, tot de zonen van .
8 En hij spreekt met hen, zeggend: "Indien het in jullie ziel is om mijn dode van voor mijn aangezicht te begraven, hoort mij en doet voorspraak voor mij bij , zoon van .
9 En hij geeft mij de grot van , die van hem is, die is aan het einde van zijn veld. Voor vol zilver geeft haar aan mij, tot grondbezit van het graf in jullie midden."
10 En zit te midden van de zonen van . En , de Hettiet, antwoordt in de oren van de zonen van , voor allen die de poort van zijn stad binnenkomen, zeggend:
11 "Nee, mijn heer! Hoor mij! Het veld geef ik aan u. En de grot, die er in is, haar geef ik aan u. Voor de ogen van de zonen van mijn volk geef ik haar aan u. Begraaf uw dode!"
12 En buigt zich neer voor de gezichten van het volk van het land.
13 En hij spreekt tot in de oren van het volk van het land, zeggend: "Ja, indien dat zo is, och hoor mij! Ik geef zilver voor het veld. Neem het van mij aan en ik begraaf daar mijn dode."
14 En antwoordt , tot hem zeggend:
15 "Mijn heer, hoor mij. Het land is vierhonderd shekels van zilver. Wat is er tussen mij en tussen u? Begraaf uw dode!"
16 En luistert naar , en weegt voor het zilver dat hij sprak in de oren van de zonen van : vierhonderd shekels van zilver, passerend via de koopman.
17 En het veld van wordt bevestigd, dat is in , dat op ziet, het veld en de grot die daarin is, en elke boom die in het veld is, met heel de grens rondom,
18 aan , tot verwerving, voor de ogen van de zonen van , voor allen die de poort van zijn stad binnenkomen.
19 Er na begraaft , zijn vrouw, in de grot van het veld van , dat uitziet op (dat is in het land van ).
20 En het veld, en de grot die daar in is, wordt bevestigd aan , als grondbezit voor een graf, door de zonen van .
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 24
|
|