|
(Ga met de muis op een groene naam of op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst)
1 En kan zichzelf niet beheersen voor allen die bij hem opgesteld staan. En hij roept: "Doet iedereen van bij mij uitgaan!" En er stond geen man bij hem toen zichzelf aan zijn broeders bekend maakte.
2 En hij geeft zijn stem over aan huilen en de Egyptenaren horen het en het huis van hoort het.
3 En zegt tot zijn broeders: "Ik ben ! Leeft mijn vader nog?" En zijn broeders waren niet in staat hem te antwoorden, want zij waren geagiteerd voor zijn aangezicht.
4 En zegt tot zijn broeders: "Komt alstublieft dicht bij mij!" En zij komen dichtbij en hij zegt: "Ik ben , jullie broeder, die jullie verkochten naar .
5 En nu moet het niet zo zijn dat jullie bedroefd zijn en het moet niet zo zijn dat het heet is in jullie ogen dat jullie mij hierheen verkochten, want om in het leven te behouden zond Elohim mij voor jullie aangezichten.
6 Want deze twee jaren is de hongersnood in het midden van het land en er komen nog vijf jaren waarin er geen ploegen of oogsten is.
7 En Elohim zond mij voor jullie aangezichten om plaatsen voor jullie te maken, een overblijfsel in de aarde en om jullie in het leven te behouden, tot een grote verlossing.
8 En nu: niet jullie zonden mij hierheen, maar de Elohim. En Hij plaatste mij tot vader voor en tot heer over heel zijn huis en heerser in heel het land van .
9 Maakt haast, gaat op naar mijn vader en zegt tot hem: 'Zo zegt uw zoon : Elohim plaatste mij als heer over heel . Daal naar mij af. Het moet niet zo zijn dat u blijft staan.
10 En jullie wonen in het land en jullie komen dicht bij mij, jullie en jullie zonen en de zonen van jullie zonen en jullie kleinvee en jullie grootvee en al wat van jullie is.
11 En ik onderhoud jullie daar, want de hongersnood duurt nog vijf jaren, opdat jullie niet berooid worden, jullie en jullie huis en al wat van jullie is.'
12 En aanschouw!, jullie ogen en de ogen van mijn broeder zien dat het mijn mond is die tot jullie spreekt.
13 En vertellen jullie mijn vader over al mijn heerlijkheid in en al wat jullie zagen. Maakt haast en doet mijn vader hierheen afdalen."
14 En hij valt om de halsmv van , zijn broeder, en hij huilt. En huilt op zijn halsmv.
15 En hij kust al zijn broeders en hij huilt op hen. En daarna spraken zijn broeders met hem.
16 En de stem werd gehoord in het huis van , zeggend: "Broeders van kwamen." En het is goed in de ogen van en in de ogen van zijn dienaren.
17 En zegt tot : "Zeg tot jouw broeders: 'Doet dit, laadt jullie veestapel op en gaat. Komt binnen naar het land ,
18 en neemt jullie vader en jullie huizen en komt naar mij toe en ik zal jullie het goede van het land geven. En eet de vetheid van het land.
19 En jullie wordt instructie gegeven. Doet dit. Neemt voor jullie van het land van wagens voor jullie peuters en voor jullie vrouwen, en heft jullie vader op en komt.
20 En het moet niet zo zijn dat jullie oog medelijden heeft over jullie huisraad, want het goede van heel het land van is voor jullie.'"
21 En zo doen de zonen van . En geeft hen wagens, naar bevel van , en hij geeft hen proviand voor onderweg.
22 Aan hen allen gaf hij per man wisselkledingstukken en aan Benjamin gaf hij driehonderd zilverstukken en vijf wisselkledingstukken.
23 En voor zijn vader zendt hij als deze: tien ezels die het goede van dragen en tien ezelinnen die koren en brood dragen en levensonderhoud voor zijn vader, voor onderweg.
24 En hij zendt zijn broeders heen en zij gaan. En hij zegt tot hen: "Het moet niet zo zijn dat jullie onderweg verontrust zijn."
25 En zij gaan op vanaf en zij komen in het land van , bij hun vader .
26 En zij vertellen hem, zeggend: " leeft nog," en dat hij de heerser is in heel het land . En zijn hart is verstard, want hij geloofde hen niet.
27 En zij spreken tot hem alle woorden van , die hij tot hen sprak. En hij ziet de wagens die zond om hem te dragen. En de geest van hun vader leeft.
28 En zegt: "Genoeg! , mijn zoon, leeft nog! Ik zal gaan en ik zal hem zien, voordat ik sterf!"
Terug naar de indexpagina
Naar Genesis 46
|
|