|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En deze zijn de koningen van het land die de zonen van neersloegen. En zij pachtten hun land aan de overkant van de , in de richting van de opkomst van de zon, vanaf de wadi van tot aan de berg en heel de naar het oosten.
2 , koning van de Amorieten, die woonde in , heersend vanaf , dat is op de oever van de wadi van en het midden van de wadi en de helft van en tot aan de wadi , de grens van de zonen van ,
3 en de tot aan de Zee van naar het oosten en tot aan de Zee van de , de zee van het zout, naar het oosten, de weg naar en vanaf het zuiden onderaan de hellingen van de ,
4 en het grondgebied van , koning van de (van het restant van de ), die woonden in en in ,
5 en heersend in het gebergte van de en in en in heel de , tot aan de grens van de ieten en de en en de helft van , de grens van , koning van .
6 , dienaar van JAHWEH, en de zonen van sloegen hen neer en , dienaar van JAHWEH, gaf het in bezit aan de ieten en aan de ieten en aan de helft van de stam van .
7 En deze zijn de koningen van het land, die en de zonen van neersloegen aan de overkant van de , naar het westen, vanaf - in het dal van de tot aan de gladde berg, die opgaat in de richting van . En geeft het aan de stammen van in pachtbezit, als hun toebedelingen,
8 in het gebergte en in het lage voorgebergte en in de en op de hellingen en in de wildernis en in de : de Hethiet, de Amoriet en de iet, de Perizziet, de Chiwwiet en de iet.
9 De koning van , één; de koning van , aan de zijde van , één;
10 de koning van , één; de koning van , één;
11 de koning van , één; de koning van , één;
12 de koning van , één; de koning van , één;
13 de koning van , één; de koning van , één;
14 de koning van , één; de koning van , één;
15 de koning vabn h, één; de koning van , één;
16 de koning van , één; de koning van , één;
17 de koning van , één; de koning van , één;
18 de koning van , één; de koning van , één;
19 de koning van , één; de koning van , één;
20 de koning van -, één; de koning van , één;
21 de koning van , één; de koning van , één;
22 de koning van , één; de koning van bij de , één;
23 de koning van , bij het heuvelgebied van , één; de koning van de naties in , één;
24 de koning van , één. Alle koningen zijn één en dertig.
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 13
|
|