|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het lot is voor het stamhuis van want hij is de eerstgeborene van . Voor wat betreft, de eerstgeborene van , vader van , want hij was een man van oorlog. En en werden voor hem.
2 En het wordt voor de zonen van die resteerden, voor hun families, voor de zonen van en voor de zonen van en voor de zonen van en voor de zonen van en voor de zonen van en voor de zonen van ; dezen zijn de zonen van , zoon van , de mannelijken, naar hun families.
3 En wat , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , betreft, voor hem zijn er geen zonen, maar alleen dochters. En deze zijn de namen van zijn dochters: en , , en .
4 En zij naderen voor het aangezicht van , de priester, en voor het aangezicht van , zoon van , en voor de aangezichten van de vorsten, zeggend: "JAHWEH gaf instructie een lotbezit aan ons te geven temidden van onze broeders," en hij geeft aan hen, op bevel van JAHWEH, een lotbezit temidden van de broeders van hun vader.
5 En tien districten vallen toe aan , afgezien van het land van en het , dat aan de overkant van de is.
6 Want de dochters van ontvingen een lotbezit als lotbezit temidden van zijn zonen, en het land van werd voor de zonen van die resteerden.
7 En de grens van is vanaf tot , dat voor is, en de grens gaat naar het zuiden, naar de inwoners van En-.
8 Voor is het land van , maar , tot aan de grens van , behoorde aan de zonen van .
9 En de grens daalt af naar de wadi van ; deze steden ten zuiden van de wadi behoorden aan , temidden van de steden van , en de grens van is vanaf het noorden van de wadi en zijn uitgangen zijn naar de zee.
10 Naar het zuiden is het voor en naar het noorden is het voor en de zee was zijn grens, en in raken zij vanaf het noorden en in vanaf het oosten.
11 En voor is, in en in , en haar randgebieden en en haar randgebieden en de inwoners van en haar randgebieden en de inwoners van en haar randgebieden en de inwoners en haar randgebieden en de inwoners en haar randgebieden, een derde van het heuvelgebied.
12 En de zonen van konden deze steden niet overnemen, want de iet was gezind in dit land te wonen.
13 En het gebeurt wanneer de zonen van standvastig zijn, dat zij de ieten tot dwangarbeid verplichten en zij verdreven hen zeker niet.
14 En de zonen van spreken met , zeggend: "Wat was de reden dat u mij een lotbezit gaf, één lot en één district, en ik ben toch een talrijk volk? Tot op heden zegende JAHWEH mij!"
15 En zegt tot hen: "Indien jij een talrijk volk bent, ga dan voor jou op naar het woud en creëer voor jou daar een gebied in het land van de Perizziet en de , wanneer voor jou het gebergte van te krap is."
16 En de zonen van zeggen: "Het gebergte voorziet ons niet van ruimte; en er is een ijzeren strijdwagen bij iedere iet die woont in het land van de vallei, bij die in en haar randgebieden is en bij die in de vallei van is."
17 En zegt tot het huis van , tot en tot , zeggend: "Jullie zijn een talrijk volk en jij hebt grote energie. Er is voor jullie niet één lot,
18 want het gebergte is voor jou, ook al is het een woud, en jij creëert het. En zijn uitgangen worden voor jou, want jij zal de iet verdrijven, ondanks zijn ijzeren strijdwagens, ondanks dat hij ontoegevend is."
Terug naar de indexpagina
Naar Jozua 18
|
|