|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
2 "Spreek tot de zonen van , zeggend: 'Wanneer een vrouw zaad ontvangt en zij baart een mannelijke, dan is zij zeven dagen onrein; als de dagen van haar isolatie van haar menstrueren is zij onrein.
3 En in de achtste dag wordt het vlees van zijn voorhuid besneden.
4 En drie en dertig dagen is zij gesitueerd in bloedvloeiingen van haar reiniging. Zij zal niets van heiligheid aanraken en zij zal niet naar het heiligdom komen, tot aan het vervullen van de dagen van haar reiniging.
5 En indien zij een vrouwelijke baart, dan is zij twee weken onrein, als haar isolatie, en zes en zestig dagen zal zij gesitueerd zijn in de bloedvloeiingen van haar reiniging.
6 En wanneer haar dagen van reiniging vol zijn, zal zij voor een zoon of voor een dochter een mannetjes lam brengen, een zoon van zijn jaar, als opstijgoffer, en de zoon van een duif of een tortelduif als zondeoffer, bij de opening van de tent van de afspraak, naar de priester.
7 En hij brengt het naderbij voor het aangezicht van JAHWEH en hij maakt een beschutting over haar, en zij is rein van de fontein van haar bloedvloeiingen. Dit is de wet voor die een mannelijke of een vrouwelijke baart.
8 En indien haar hand niet voldoende middelen vindt voor een stuk kleinvee, dan neemt zij twee tortelduiven of twee zonen van de duif, één voor het opstijgoffer en één voor het zondeoffer. En de priester maakt over haar een beschutting en zij is rein.'"
Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 13
|
|