|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En JAHWEH spreekt tot na de dood van twee zonen van toen zij naderbij het aangezicht van JAHWEH kwamen en stierven.
2 En JAHWEH zegt tot : "Spreek tot , jouw broeder, dat het niet zo moet zijn dat hij in enige tijd naar de heilige plaats komt, aan de binnenkant van het gordijn van het gezicht van de beschutplaats die op de kist is en hij niet sterft, want Ik verschijn in de wolk over de beschutplaats.
[Commentaar]
3 Op deze wijze zal naar de heilige plaats komen: met een jonge stier, zoon van grootvee, als zondeoffer, en een ram als opstijgoffer.
4 Hij zal de linnen tuniek van heiligheid aan doen en een linnen korte broek zal op zijn vlees zijn en met een linnen sjerp zal hij zich omgorden en met een linnen tulband wordt hij met een tulband getooid; het zijn kledingstukken van heiligheid. En hij baadt zijn vlees in watermv en doet ze aan.
5 En van de vergadering van de zonen van zal hij twee harigen van de geiten nemen tot zondeoffer en één ram tot opstijgoffer.
6 En brengt de jonge stier van het zondeoffer naderbij, die voor hemzelf is, en hij maakt een beschutting aangaande hem en aangaande zijn huis.
7 En hij neemt twee van de harige geiten en hij doet ze staan voor het aangezicht van JAHWEH bij de opening van de tent van de afspraak.
8 En werpt loten over de twee harige geiten, één lot voor JAHWEH en één lot voor de .
9 En brengt de harige geit op wie het lot voor JAHWEH viel naderbij en hij maakt hem tot zondeoffer.
10 En de harige geit op wie het lot voor de valt doet hij levend staan voor het aangezicht van JAHWEH om over hem een beschutting te maken, de wegzendend naar de wildernis.
11 En brengt de jonge stier van het zondeoffer naderbij, dat voor hem is, en hij maakt een beschutting aangaande hem en aangaande zijn huis, en hij slacht de jonge stier van het zondeoffer dat voor hemzelf is.
12 En hij neemt de volle vuurpan, met gloeiend houtskool van vuur van het altaar van voor het aangezicht van JAHWEH, en zijn beide handen vol van dunne wierook van specerijen, en hij brengt ze aan de binnenkant van het gordijn.
13 En hij doet de wierook op het vuur voor het aangezicht van JAHWEH en de wolk van de wierook bedekt de beschutplaats die op het getuigenis is, en hij zal niet sterven.
14 En hij neemt van het bloed van de jonge stier en hij spat het met zijn vinger op het gezicht van de beschutplaats, naar het oosten. En tot voor de beschutplaats spat hij zeven keer van het bloed aan zijn vinger.
15 En hij slacht de harige geit van het zondeoffer dat voor het volk is en hij brengt zijn bloed naar de binnenkant van het gordijn en hij doet met zijn bloed zoals hij doet met het bloed van de jonge stier, en hij spat het op de beschutplaats en voor de beschutplaats.
16 En hij maakt een beschutting over de heilige plaats vanwege de onreinheden van de zonen van en vanwege hun overtredingen, voor al hun zonden. En zo zal hij doen voor de tent van de afspraak, die met hen verblijft te midden van hun onreinheden.
17 En geen mens zal in de tent van de afspraak komen wanneer hij binnen gaat om een beschutting te maken in de heilige plaats, tot hij naar buiten komt. En hij maakt een beschutting aangaande zichzelf en aangaande zijn huis en aangaande heel de samenkomst van .
18 En hij gaat uit naar het altaar dat voor het aangezicht van JAHWEH is en hij maakt een beschutting voor zichzelf, en hij neemt van het bloed van de jonge stier en van het bloed van de harige geit en hij doet het op de horens van het altaar, rondom.
19 En hij spat er van het bloed aan zijn vinger op, zeven keren. En hij reinigt het en hij heiligt het van de onreinheden van de zonen van .
20 En hij beëindigt het maken van een beschutting voor de heilige plaats en de tent van de afspraak en het altaar, en hij doet de levende harige geit naderen.
21 En steunt zijn twee handen op het hoofd van de levende harige geit en hij belijdt over hem alle verdorvenheden van de zonen van en al hun overtredingen in al hun zonden, en hij doet ze op het hoofd van de harige geit. En hij zendt hem weg door de hand van een gereed staande man, de wildernis in.
22 En de harige geit draagt al hun verdorvenheden op zich naar een land van ontoegankelijkheid. En hij zendt de harige geit weg in de wildernis.
23 En komt naar de tent van de afspraak en hij stroopt de linnen kledingstukken af die hij aandeed toen hij naar de heilige plaats kwam. En hij laat ze daar achter.
24 En hij baadt zijn vlees in watermv in de heilige plaats en hij doet zijn kledingstukken aan en hij gaat uit en hij maakt zijn opstijgoffer en het opstijgoffer van het volk en hij maakt een beschutting aangaande hem en aangaande het volk.
25 En het vet van het zondeoffer doet hij roken op het altaar.
26 En die de harige geit wegzendt, als , spoelt zijn kleren en hij wast zijn vlees in watermv en daarna komt hij naar de legerplaats.
27 En de jonge stier van het zondeoffer en de harige geit van het zondeoffer, waarvan hun bloed wordt gebracht tot een beschutting in de heilige plaats, doet hij uitgaan tot buiten de legerplaats en zij verbranden hun huiden en hun vlees en hun drek in het vuur.
28 En die ze verbrandt spoelt zijn kleren en hij baadt zijn vlees in watermv en daarna komt hij naar de legerplaats.
29 En het is voor jullie een aionisch statuut. In de zevende maand, in de tiende van de maand, maken jullie je zielen nederig en jullie doen geen enkel werk, de inheemse en de tijdelijke verblijver die tijdelijk in jullie midden verblijft.
30 Want in deze dag maakt hij over jullie een beschutting, om jullie te reinigen van al jullie zonden. Voor het aangezicht van JAHWEH zullen jullie rein zijn.
31 Het is een sabbat van ophouden voor jullie. En jullie maken jullie zielen nederig. Het is een aionisch statuut.
32 En de priester die men zalft en die men zijn hand vult om als priester te dienen in plaats van zijn vader, maakt een beschutting. En hij doet de linnen kledingstukken aan, de kledingstukken van heiligheid.
33 En hij maakt een beschutting over het heiligdom van de heiligheid. En over de tent van de afspraak en over het altaar maakt hij een beschutting, en over heel het volk van de samenkomst maakt hij een beschutting.
34 En dit is voor jullie tot een aionisch statuut, om een beschutting te maken over de zonen van van al hun zonden, één keer per jaar." En doet zoals JAHWEH instructie gaf.
Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 17
|
|