|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En JAHWEH spreekt tot , zeggend:
2 "Spreek tot heel de vergadering van de zonen van Israël en zeg tot hen: 'Jullie zullen heiligen zijn, want Ik, JAHWEH, jullie Elohim, ben heilig.
3 Elke man onder jullie vreest zijn vader en zijn moeder en jullie nemen Mijn sabbatten in acht. Ik, JAHWEH, ben jullie Elohim.
4 Het moet niet zo zijn dat jullie je wenden tot de nutteloze afgoden en een gegoten beeld van een elohim zullen jullie niet voor jezelf maken. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim.
5 En wanneer jullie een slachtoffer van vredeoffers offeren aan JAHWEH, zullen jullie ze offeren ter aanvaarding van jezelf.
6 In de dag van jullie slachtoffer zal het gegeten worden en vanaf de volgende dag, en wat resteert tot de derde dag wordt in het vuur verbrand.
7 En wanneer het in de derde dag gegeten, ja gegeten wordt, is het kwalijk. Het wordt niet geaccepteerd.
8 En die er van eten zullen zijn verdorvenheid dragen, want het is heiligheid van JAHWEH die hij ontwijdt; en die ziel zal afgesneden worden uit zijn volksgenoten.
9 En bij het oogsten van de oogst van jullie land zullen jullie de rand van jouw veld niet beëindigen bij het oogsten, en het rapen van jouw oogst zal jij niet rapen.
10 En jouw wijngaard zal jij niet schoon rapen en de losse bessen van jouw wijngaard zal jij niet rapen. Voor de nederige en voor de tijdelijke verblijver zal jij ze laten. Ik, JAHWEH, ben jullie Elohim.
11 En jullie zullen niet stelen en jullie zullen niet huichelen en jullie zullen niet in onwaarheid handelen, een ieder met zijn metgezel.
12 En jullie zullen niet in Mijn naam bij onwaarheid zweren, want jij ontwijdt de naam van jouw Elohim. Ik ben JAHWEH!
13 En jij zal jouw naaste niet afpersen en jij zal niet roven. Het arbeidsloon van de huurling zal niet bij jou overnachten tot de ochtend.
14 Jij spreekt geen vloek uit over een dove en voor het aangezicht van een blinde zal jij geen struikelblok leggen. En jij vreest jouw Elohim. Ik ben JAHWEH!
15 Jullie zullen geen onrechtvaardigheid doen in het oordeel. Jij zal het gezicht van de arme niet opheffen en het gezicht van de grote niet eren. In rechtvaardigheid zal jij jouw metgezel recht spreken.
16 Jij zal geen lasteraar zijn onder jouw volksgenoten en jij zal niet opstaan tegen het bloed van jouw naaste. Ik ben JAHWEH!
17 Jij zal jouw broeder in jouw hart niet haten. Jij zal jouw metgezel zeker vermanen, ja vermanen en jij zal zonde met hem niet verdragen.
18 Jij zal niet wreken en jij zal geen wrevel koesteren tegen de zonen van jouw volk. En jij hebt jouw naaste lief als jezelf. Ik ben JAHWEH!
19 Mijn statuten zullen jullie in acht nemen; jouw beest zal jij niet ongelijksoortig doen copuleren; jouw veld zal jij niet ongelijksoortig zaaien; en een ongelijksoortig kledingstuk van tweeërlei soorten draad, zal niet op jou komen.
20 En wanneer een man die ligt bij een vrouw een zaadlozing van zaad heeft en zij is een dienares die bestemd is voor een man, en zeker niet vrijgekocht is of aan wie de vrijheid niet was gegeven, zal er onderscheid zijn. Zij zullen niet ter dood gebracht worden, want zij was niet vrijgelaten.
21 En hij brengt zijn schuldoffer aan JAHWEH bij de opening van de tent van de afspraak: een ram als schuldoffer.
22 En de priester maakt een beschutting over hem met de ram van het schuldoffer voor het aangezicht van JAHWEH, voor zijn zonde die hij zondigde, en zijn zonde die hij zondigde wordt hem vergeven.
23 En wanneer jullie zullen komen in het land en jullie planten enige boom voor voedsel, dan zullen jullie zijn voorhuid, zijn vrucht, onbesneden laten. Drie jaren zal hij voor jullie onbesneden zijn, hij zal niet worden gegeten.
24 En in het vierde jaar zullen al zijn vruchten heiligheid worden, lofprijsoffers voor JAHWEH.
25 En in het vijfde jaar zullen jullie zijn vrucht eten, voor jullie zijn opbrengst toevoegend. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim.
26 Jullie zullen niet eten van . Jullie zullen niet voortekenen uitleggen. Jullie zullen de wolken niet raadplegen.
27 Jullie zullen de zijkant van jullie hoofdhaar niet afscheren en jij zal niet de zijkant van jouw baard ruïneren.
28 Jullie zullen in jullie vlees geen inkerving maken voor een overleden ziel, en jullie zullen in jezelf geen schrift van tatoeage maken. Ik ben JAHWEH!
29 Het moet niet zo zijn dat jij jouw dochter ontwijdt door haar ontucht te doen bedrijven, opdat het land geen ontucht bedrijft en het land vol is van zedeloosheid.
30 Mijn sabbatten zullen jullie in acht nemen en Mijn heiligdom zullen jullie vrezen. Ik ben JAHWEH!
31 Het moet niet zo zijn dat jullie je wenden tot de mediums en tot de helderzienden; het moet niet zo zijn dat jullie proberen door hen verontreinigd te worden. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim.
32 Voor het gezicht van een grijsharige zal jij opstaan en jij eert het gezicht van een oude. En jij vreest jouw Elohim. Ik ben JAHWEH.
33 En wanneer een tijdelijke verblijver tijdelijk in jullie land verblijft, zullen jullie hem niet tiranniseren;
34 als een inheemse van jullie is hij voor jullie, de tijdelijk verblijver die tijdelijk bij jullie verblijft. En jij hebt hem lief zoals jezelf, want jullie waren tijdelijke verblijvers in het land van . Ik ben JAHWEH, jullie Elohim.
35 Jullie zullen geen onrechtvaardigheid doen: in het oordeel, in de maat en in het gewicht en in de hoeveelheid.
36 Rechtvaardige weegschalen, rechtvaardige stenen, een rechtvaardige efa en een rechtvaardige hin zullen jullie hebben. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim, Die jullie deed uitgaan uit het land van .
37 En jullie nemen al Mijn statuten in acht en al Mijn verordeningen, en jullie doen ze. Ik ben JAHWEH!'"
Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 20
|
|