|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En JAHWEH spreekt tot op de berg , zeggend:
2 "Spreek tot de zonen van en zeg tot hen: 'Wanneer jullie komen in het land dat Ik jullie aan het geven ben, dan pauzeert het land voor een sabbat voor JAHWEH.
3 Zes jaren zal jij jouw land zaaien en zes jaren zal jij jouw wijngaard snoeien en zamel jij haar opbrengst in.
4 En in het zevende jaar zal er een sabbat van ophouden zijn voor het land, een sabbat aan JAHWEH. Jouw veld zal jij niet zaaien en jouw wijngaard zal jij niet snoeien.
5 Het zelfgezaaide van jouw oogst zal jij niet oogsten en de druiven van jouw ongesnoeide wijnstokken zal jij niet plukken. Het zal een jaar van ophouden zijn voor het land.
6 En de sabbatopbrengst van het land wordt voor jullie tot voedsel, voor jou en voor jouw dienaar en voor jouw dienstmeisje en voor jouw huurling en voor jouw gast, die tijdelijk bij jou verblijft;
7 en voor jouw beest en voor het wilde dier dat in jouw land is. De gehele opbrengst er van zal zijn om van te eten.
8 En jij nummert voor jou zeven sabbatten van jaren, zeven jaren, zeven keren. En de dagen van de zeven sabbatten van de jaren zijn voor jou negen en veertig jaren.
9 En in de zevende maand doe jij een luid signaal van de ramshoorn passeren, in de tiende van de maand. In de dag van de beschuttingen doen jullie de ramshoorn passeren in heel jullie land.
10 En jullie zullen het vijftigste jaar heiligen en jullie roepen vrijheid uit in het land aan al haar bewoners. Het zal voor jullie een jubeljaar zijn. En een ieder zal terugkeren naar zijn grondbezit en een man keren jullie terug naar zijn familie.
11 Het zal voor jullie een jubeljaar zijn, het jaar van de vijftig. Jullie zullen niet zaaien en jullie zullen niet oogsten van het zelfgezaaide en jullie zullen niet plukken van haar ongesnoeide wijnstokken,
12 want het is een jubeljaar. Het zal voor jullie heiligheid zijn. Van het veld zullen jullie haar opbrengst eten.
13 In dit jaar van het jubeljaar keert een ieder terug naar zijn grondbezit.
14 En wanneer jullie een verkoop verkopen aan jouw metgezel, of kopen uit de hand van jouw metgezel, moet het niet zo zijn dat jullie een man om zijn broeder tiranniseren.
15 Naar het getal van jaren na het jubeljaar zal jij kopen van jouw metgezel. Naar het getal van jaren van de opbrengsten zal hij aan jou verkopen.
16 Overeenkomstig de veelheid van jaren zal jij de verwervingsprijs er van vermeerderen en overeenkomstig de weinige jaren zal jij de verwervingsprijs verminderen, want hij verkoopt aan jou het getal van de opbrengsten.
17 En jullie zullen een man om zijn metgezel niet tiranniseren. En jij zal vrees hebben voor jouw Elohim, want Ik, JAHWEH, ben jullie Elohim.
18 En jullie doen Mijn statuten en Mijn verordeningen nemen jullie in acht en jullie zullen ze doen. En in vertrouwen wonen jullie op het land.
19 En het land geeft haar vrucht en jullie eten tot verzadiging en jullie wonen er in vertrouwen op.
20 En wanneer jullie zeggen: 'Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Aanschouw!, wij zullen niet zaaien en wij zullen onze opbrengst niet inzamelen!'
21 Ik geef Mijn aan zegen-instructie voor jullie in het zesde jaar en het geeft de opbrengst voor de drie jaren.
22 En jullie zaaien in het achtste jaar en jullie eten van de opgeslagen opbrengst tot aan het negende jaar. Tot de opbrengst er van komt zullen jullie eten van wat is opgeslagen.
23 En het land zal niet voor altijd durend verkocht worden, omdat het land van Mij is, want jullie zijn tijdelijke verblijvers en gasten bij Mij.
24 En in alle land van jullie grondbezit zullen jullie een schuldinlossing geven voor het land.
25 Wanneer jouw broeder verarmd is en hij van zijn grondbezit verkoopt, dan komt zijn schuld inlossende verwant, de nabije, naar hem toe en hij lost de schuld in, de verkoop van zijn broeder.
26 En een man die voor zich geen schuld inlossende verwant heeft, en zijn hand veroorlooft het hem en hij vindt voldoende middelen voor zijn schuldinlossing,
27 dan berekent hij de jaren van zijn verkoop en doet hij het overschot terugkeren aan de man aan wie hij verkocht. En hij keert terug naar zijn grondbezit.
28 En indien zijn hand niet voldoende middelen vindt om aan hem te doen terugkeren, dan zal zijn verkoop in de hand van de koper zijn tot aan het jaar van het jubeljaar. En in het jubeljaar zal het uitgaan en keert hij terug naar zijn grondbezit.
29 En een man die een woonhuis in een ommuurde stad verkoopt, dan is de schuldinlossing er van aan het einde van het jaar van zijn verkoop. In die dagen zal zijn schuldinlossing zijn.
30 En indien hij niet wordt ingelost totdat het volle jaar er van ten einde komt, dan behoort het huis, dat in de stad met de muur is, aan die het koopt, voor altijd durend aan de koper voor zijn generaties; het zal niet uitgaan in het jubeljaar.
31 En de huizen van de gehuchten die geen muur rondom zich hebben, zullen gerekend worden met het veld van het land. Er zal een schuldinlossing voor zijn en in het jubeljaar zal het uitgaan.
32 En de steden van de Levieten, de huizen van de steden van hun grondbezit, voor de Levieten zal er een aionische schuldinlossing zijn.
33 En wanneer iemand van de Levieten schuld inlost, dan gaat de verkoop van het huis en de stad van zijn grondbezit uit in het jubeljaar, want de huizen van de steden van de Levieten zijn hun grondbezit te midden van de zonen van .
34 En het veld van de gemeenschappelijke weidegrond van hun steden zal niet verkocht worden, want het is voor hen een aionisch grondbezit.
35 En wanneer jouw broeder verarmt en zijn hand glijdt uit naast jou, dan zal jij hem standvastig maken. En hij leeft met jou als een tijdelijk verblijver en een gast.
36 Het moet niet zo zijn dat jij van hem rente en opgebouwde rente neemt, want jij vreest voor jouw Elohim. En jouw broeder leeft met jou.
37 Jij zal jouw zilver niet aan hem geven als rente en jij zal jouw voedsel niet geven als opgebouwde rente.
38 Ik ben JAHWEH, jullie Elohim, Die jullie uit het land van deed uitgaan, jullie het land van gevend om voor jullie tot Elohim te zijn.
39 En wanneer jouw broeder, die bij jou is, verarmt en hij verkoopt zichzelf aan jou, dan zal jij hem niet de dienst van een dienaar doen dienen.
40 Als huurling, als gast, zal hij bij jou zijn; tot het jaar van het jubeljaar zal hij bij jou dienen.
41 Dan gaat hij uit van bij jou, hij en zijn zonen met hem, en hij keert terug naar zijn familie; en naar het grondbezit van zijn vaders zal hij terugkeren.
42 Want zij zijn Mijn dienaren, die Ik deed uitgaan uit het land van . Zij worden niet verkocht zoals de verkoop van een dienaar.
43 Jij zal niet met hardheid over hem heersen. En jij vreest jouw Elohim.
44 En jouw dienaar en jouw dienstmeisje die van jou worden uit de naties die rondom jullie zijn, uit hen zullen jullie een dienaar en een dienstmeisje kopen,
45 en ook van de zonen van de gasten die tijdelijk bij jullie verblijven, van hen zullen jullie kopen en van hun familie die bij jullie is, van die zij verwekken in jullie land. En zij worden jullie tot grondbezit.
46 En jullie dragen hen onder jullie zonen na jullie over als lotbezit, naar het pachten van grondbezit. Jullie zullen hen voor de aion doen dienen. En over jullie broeders, zonen van , een man over zijn broeder, zal jij niet met hardheid heersen.
47 En wanneer de hand van een tijdelijke verblijver en gast het veroorlooft en jouw broeder die bij jou is raakt verarmd en zichzelf aan de tijdelijke verblijver en gast die bij jou is verkoopt (of aan een stamlid van de familie van de tijdelijke verblijver),
48 nadat hij zichzelf verkocht zal er een schuldinlossing voor hem zijn. Één van zijn broeders zal zijn schuld inlossen,
49 of zijn oom of de zoon van zijn oom zal zijn schuld inlossen, of een bloedverwant van zijn vlees of van zijn familie zal zijn schuld inlossen. Of zijn hand veroorlooft het hem en hij lost zelf zijn schuld in.
50 En hij berekent met zijn koper vanaf het jaar waarin hij zichzelf aan hem verkocht tot aan het jaar van het jubeljaar. En het zilver van zijn verkoop is naar het getal van jaren; zoals de dagen van een huurling zal het voor hem zijn.
51 Indien er nog vele jaren zijn, overeenkomstig deze zal hij zijn schuldinlossing vergoeden uit het zilver van zijn verwervingsprijs.
52 En indien er weinig jaren over blijven tot aan het jaar van het jubeljaar, dan berekent hij het schuldige overeenkomstig zijn jaren. Hij zal zijn schuldinlossing vergoeden.
53 Als een huurling zal hij van jaar tot jaar bij hem zijn. Hij zal niet voor jouw ogen met hardheid over hem heersen.
54 En indien de schuld niet op deze manier ingelost wordt, dan gaat hij uit in het jaar van het jubeljaar, hij en zijn zonen met hem.
55 Want voor Mij zijn de zonen van dienaren. Zij zijn Mijn dienaren die Ik deed uitgaan uit het land van . Ik, JAHWEH, ben jullie Elohim.'"
Terug naar de indexpagina
Naar Leviticus 26
|
|