|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En heel de vergadering stond op en geven hun stem, en het volk huilde in die nacht.
2 En alle zonen van morren tegen en tegen . En heel de vergadering zegt tot hen: "Och, dat we stierven in het land van of, och, dat wij sterven in deze wildernis.
3 En waarom brengt JAHWEH ons naar dit land? Om door het zwaard te vallen? Onze vrouwen en onze peuters zullen tot plundering worden. Is het niet beter voor ons terug te keren naar ?"
4 En zij zeggen, elk tot zijn broeder: "Wij zullen een hoofd aanstellen en wij keren terug naar ."
5 En en vallen op hun gezichten voor het aangezicht van heel de samenkomst van de vergadering van de zonen van .
6 En , zoon van , en , zoon van , van de verkenners van het land, scheurden hun kledingstukken.
7 En zij zeiden tot heel de vergadering van de zonen van , zeggend: "Het land dat wij doortrokken om het te verkennen, het land is uitermate, uitermate goed.
8 Indien JAHWEH in ons een behagen schept, dan brengt Hij ons naar dit land en geeft Hij het aan ons. Het is een land dat gutst van melk en honing.
9 Maar tegen JAHWEH moeten jullie niet in opstand komen en het moet niet zo zijn dat jullie het volk van het land vrezen, want zij zijn ons brood. Hun schaduw trok weg van boven hen en JAHWEH is met ons. Het moet niet zo zijn dat jullie hen vrezen."
10 En heel de vergadering zegt hen met stenen te bekogelen. En de heerlijkheid van JAHWEH verscheen in de tent van de afspraak aan alle zonen van .
11 En JAHWEH zegt tot : "Tot wanneer zal dit volk Mij versmaden? Tot wanneer zullen zij niet in Mij geloven ondanks alle tekenen die Ik in hun midden doe?
12 Ik zal het neerslaan met de plest en Ik zal het verdrijven en Ik zal jou tot een natie maken, groter en robuuster dan zij."
13 En zegt tot JAHWEH: "De naren hoorden dat U door Uw energie dit volk vanuit hun midden deed opgaan,
14 en zij spraken tot de inwoner van dit land. Zij hoorden dat U, JAHWEH, in het midden van dit volk bent, dat U, JAHWEH, oog in oog wordt gezien, en Uw wolk over hen staat en U overdag in de wolkkolom voor hun aangezicht gaat en in de nacht in de vuurkolom.
15 Indien U dit volk als één man doet sterven, dan zeggen de naties die het bericht over U hoorden, zeggend:
16 Omdat JAHWEH niet in staat was dit volk naar het land te brengen dat Hij aan hen zwoer, slacht Hij hen af in de wildernis.
17 En nu, alstublieft, de energie van mijn Heer zal groot zijn, zoals U sprak, zeggend:
18 JAHWEH, langzaam van boosheid en overvloedig in vriendelijkheid, verdorvenheid en overtreding verdragend, maar niet onschuldig, ja onschuldig verklarend, maar gericht brengend over de verdorvenheid van de vaders aan de zonen in de derde generaties en in de vierde generaties,
19 vergeef, alstublieft, de verdorvenheid van dit volk naar de grootheid van Uw vriendelijkheid, zoals U ze van dit volk verdroeg van tot aan hier."
20 En JAHWEH zegt: "Ik vergeef naar jouw woord.
21 Niettenmin, Ik ben de Levende en de heerlijkheid van JAHWEH zal heel de aarde vullen.
22 Want alle mannen die Mijn heerlijkheid en Mijn tekenen zagen die Ik deed in en in de wildernis en Mij deze tien maal beproeven, maar niet naar Mijn stem luisterden,
23 zij zullen het land dat Ik aan hun vaders zwoer niet zien. Allen die Mij versmaden zullen het niet zien.
24 Maar Mijn dienaar , omdat er een andere geest met hem is en hij volledig achter Mij volgt, hem zal Ik naar het land brengen waarin hij binnen ging, en zijn zaad zal het pachten.
25 En de iet en de iet wonen in de vallei. Wendt je morgen om en reist; brengm jezelf in de wildernis, de weg van de Zee van het Rietgras."
26 En JAHWEH spreekt tot en tot , zeggend:
27 "Tot wanneer duurt deze kwade vergadering, zij die tegen Mij morren? Ik hoorde het gemor van de zonen van dat zij tegen Mij morren?
28 Zeg tot hen: Ik ben de Levende (JAHWEH zegt het met nadruk). Zoals jullie in Mijn oren spraken, zo zal Ik met jullie doen!
29 In deze wildernis zullen jullie lijken vallen, allen die van jullie gemonsterd zijn, heel jullie aantal, vanaf de zoon van twintig jaren en daarboven die tegen Mij morden.
30 Jullie, jullie zullen niet komen in het land waarover Ik Mijn hand optilde om jullie er in te doen verblijven, behalve alleen , zoon van en , zoon van .
31 En jullie peuter, van wie jullie zeiden: Hij zal tot plundering worden!, hem zal Ik brengen en zij kennen het land dat jullie verworpen hebben.
32 En jullie, jullie lijken zullen vallen in deze wildernis.
33 En jullie zonen, zij zullen herders zijn in de wildernis, veertig jaren, en zij dragen jullie ontuchtplegingen totdat jullie lijken ten einde komen in de wildernis.
34 Naar het getal van de dagen dat jullie het land verkenden, veertig dagen, dag na dag, een dag voor een jaar, zullen jullie je verdorvenheden dragen, veertig jaren. En jullie zullen Mijn afwijzing kennen.
35 Ik, JAHWEH, sprak. Indien Ik dit niet zal doen aan heel deze kwade vergadering, zij die tegen Mij samengekomen zijn. Zij zullen in deze wildernis ten einde komen en daar zullen zij sterven."
36 En de mannen die zond om het land te verkennen, die terugkeerden en tegen hem morden en heel de vergadering deden mopperen over het land,
37 de mannen die een kwaad gemopper over het land deden uitgaan, sterven door de plaag voor het aangezicht van JAHWEH.
38 Maar , zoon van , en , zoon van , bleven leven van de mannen die gingen om het land te verkennen.
39 En spreekt deze woorden tot alle zonen van en het volk bedrijft rouw, uitermate.
40 En zij staan vroeg in de ochtend op en zij gaan op naar de top van het gebergte, zeggend: "Aanschouw ons! Wij gaan op naar de plaats waarvan JAHWEH sprak, want wij zondigden."
41 En zegt: "Waarom is dit? Jullie overschreden het bevel van JAHWEH. Daarom zal het niet voorspoedig zijn.
42 Het moet niet zo zijn dat jullie opgaan, want JAHWEH is niet in jullie midden, opdat jullie niet verslagen worden voor het aangezicht van jullie vijanden.
43 Want de iet en de iet is daar vóór jullie aangezichten en jullie vallen door het zwaard. Want omdat jullie afkeerden van achter JAHWEH, zal JAHWEH niet met jullie zijn."
44 Maar ze zijn aanmatigend door op te gaan naar de top van het gebergte. Maar de kist van het verbond van JAHWEH, en , verwijderden zich niet uit het midden van de legerplaats.
45 En de iet en de iet, die in het gebergte wonen, dalen af en zij slaan hen neer en zij slaan hen kapot tot aan .
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 15
|
|