|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En de itische koning van , wonend in de , hoorde dat via de weg van de komt. En hij vecht tegen en hij neemt krijgsgevangenen van hen krijgsgevangen.
2 En belooft een plechtige belofte aan JAHWEH en zegt: "Indien U dit volk in mijn hand geeft, ja geeft, dan verdoem ik hun steden."
3 En JAHWEH luistert naar de stem van en Hij geeft de iet. En hij doemt hen en hun steden. En men noemt de naam van de plaats .
4 En zij reisden van de berg via de weg van de Zee van Rietgras, om zo rond het land te gaan. En de ziel van het volk is onderweg ongeduldig.
5 En het volk spreekt tegen Elohim en tegen : "Waarom deden jullie ons opgaan van , om te sterven in de wildernis? Want er is geen brood en er is geen watermv, en onze ziel is geïrriteerd door het luchtige brood."
6 En JAHWEH zendt de slangen, die branden, onder het volk en zij bijten het volk en veel volk van sterft.
7 En het volk komt tot en zij zeggen: "Wij zondigden, want wij spraken tegen JAHWEH en tegen u. Bid tot JAHWEH dat Hij de slang van ons wegneemt." En bidt aangaande het volk.
8 En JAHWEH zegt tot : "Maak voor jezelf een brandende slang en plaats hem op de vaandelstok. En het gebeurt dat wanneer elk die gebeten wordt en hem ziet, dat hij leeft."
9 En maakt een koperen slang en hij plaatst hem op de vaandelstok. En wanneer de slang een man beet en hij keek naar de koperen slang, dat hij leefde.
10 En de zonen van reizen en zij legeren zich in .
11 En zij reizen vanaf en zij legeren zich in , in de wildernis die uitziet op vanaf de opgang van de zon.
12 Van daar reisden zij en zij legeren zich aan de wadi van .
13 Van daar reisden zij en zij legeren zich aan de overkant van de , dat in de wildernis is, uitgaande van de grens van de Amoriet. Want de is de grens van tussen en tussen de Amoriet.
14 Daarom wordt gezegd in de boekrol van de oorlogen van JAHWEH: in en de wadis van ,
15 en de helling van de wadis strekt zich uit tot de nederzetting van en hij leunt tegen de grens van .
16 En van daar reizen zij richting (dat is de put waarvan JAHWEH zei tot : "Verzamel het volk en Ik zal hen watermv geven."
17 Toen zong dit lied: "Ga op, put, antwoordt er op!
18 Een put, oversten delfden haar, de vooraanstaanden van het volk groeven hem, met een statutenmaker, met hun leunstaven") en van de wildernis naar .
19 En van naar , en van naar .
20 En van naar het ravijn dat in het veld van is, de top van de , die uitziet over de oppervlakte van de troosteloosheid.
21 En zendt boodschappers naar , koning van de Amorieten, zeggend:
22 "Ik passeer in jouw land. Wij zullen niet afbuigen in het veld en in de wijngaard. Wij zullen geen water uit de put drinken. Via de weg van de koning zullen wij gaan, totdat wij uw grens oversteken."
23 En staat niet toe zijn grens over te steken. En verzamelt heel zijn volk en hij gaat uit om te ontmoeten in de wildernis. En hij komt in de buurt van en hij vecht tegen .
24 En slaat hem neer met de mond van het zwaard en pacht zijn land van de tot aan de , tot aan de zonen van , want de grens van de zonen van was sterk.
25 En neemt al deze steden. En woont in alle steden van de Amoriet, in en in al haar randgebieden.
26 Want is een stad van , koning van de Amorieten. En hij vocht tegen de vroegere koning van en hij neemt al zijn land uit zijn hand, tot aan de .
27 Daarom zeggen zij die toespraken houden: "Komt! zal gebouwd worden en de stad van vestigt zichzelf.
28 Want vuur ging uit van , een vuurgloed uit de ommuurde stad van verslindt Ar van , de bezitters van de hoge plaatsen van de .
29 Wee jij, ! Jij komt om, volk van . Hij gaf zijn zonen op die ontkomen waren, en zijn dochters gingen in krijgsgevangenschap van de koning van de Amorieten, .
30 En wij beschoten hen. vergaat tot aan , en wij maakten troosteloos tot aan , dat bij is."
31 En woont in het land van de Amoriet.
32 En zendt om te bespioneren. En zij veroveren haar randgebieden en zij verdrijven de Amorieten die daar waren.
33 En zij wenden zich om en zij gaan via de weg van de . En , de koning van de , gaat uit om hen te ontmoeten, hij en heel zijn volk, voor de strijd bij .
34 En JAHWEH zegt tot : "Het moet niet zo zijn dat jij hem vreest, want Ik geef hem en heel zijn volk en zijn land. En jij doet met hem zoals je deed met , koning van de Amorieten, die in woonde."
35 En zij sloegen hem en zijn zonen en heel zijn volk neer, totdat hij van hen geen overlevende deed overblijven. En zij pachtten zijn land.
Terug naar de indexpagina
Naar Numeri 22
|
|