|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En , de iet, was een machtig man van dapperheid, en hij is zoon van een vrouw, een prostituee. En verwekte .
2 En de vrouw van baarde voor hem zonen, en de zonen van de vrouw groeiden op en zij verdreven en zij zeiden tot hem: "Jij zal geen lotbezit hebben in het huis van onze vader, want jij bent de zoon van een andere vrouw."
3 En rende weg van de aangezichten van zijn broeders en hij woonde in het land van . En zij raapten mannen, leeghoofdigen, bijeen bij en zij gingen met hem uit.
4 En het gebeurde na dagen, dat de zonen van vochten met .
5 En het gebeurde als de zonen van met vochten, dat de oudsten van gingen om uit het land van te nemen.
6 En zij zeiden tot : "Ga en wees voor ons tot aanvoerder en wij zullen vechten tegen de zonen van ."
7 En zei tot de oudsten van : "Hebben jullie mij niet gehaat? En verdreven jullie mij niet uit het huis van mijn vader? En om welke reden komen jullie nu tot mij? Omdat jullie benauwd zijn?"
8 En de oudsten van zeiden tot : "Daarom keerden wij nu terug tot u. Ga met ons en vecht tegen de zonen van , en u bent voor ons tot hoofd voor alle inwoners van ."
9 En zei tot de oudsten van : "Indien jullie mij terugbrengen om te vechten tegen de zonen van en JAHWEH geeft hen voor mijn aangezicht, dan zal ik voor jullie tot hoofd zijn!"
10 En de oudsten van zeiden tot : "JAHWEH, Hij zal de horende zijn tussen ons, indien wij niet zo doen naar uw woord."
11 En ging met de oudsten van mee en het volk plaatste hem over hen als hoofd en als aanvoerder, en sprak al zijn woorden voor het aangezicht van JAHWEH, in .
12 En zond boodschappers naar de koning van de zonen van , zeggend: "Wat is er met mij en met u, dat u tot mij komt om te vechten in mijn land?"
13 En de koning van de zonen van zei tot de boodschappers van : "Omdat mijn land nam bij zijn opgaan vanuit , vanaf tot aan de en tot aan de . En nu, doe hen terugkeren in vrede."
14 En ging opnieuw voort en hij zond boodschappers naar de koning van de zonen van ,
15 en men zei tot hem: "Zo zegt : nam niet het land van en het land van de zonen van ,
16 want bij hun opgaan vanuit ging in de wildernis, tot aan de Zee van Rietgras, en men kwam in de richting van .
17 En zond boodschappers naar de koning van , zeggend: Laat mij alstublieft passeren door uw land. En de koning van luisterde niet. En hij zond ook naar de koning van en hij was niet gewillig. En zat in .
18 En men ging de wildernis in en men ging om het land van heen en het land van , en men kwam vanaf de opgang van de zon bij het land van . En zij legerden zich aan de overkant van de ; en zij kwamen niet in het grondgebied van , want de is de grens van .
19 En zond boodschappers naar , koning van de Amoriet, koning van En zei tot hem: Laat ons alstublieft door uw land passeren, tot aan mijn plaats.
20 En geloofde niet om door zijn grondgebied te passeren. En verzamelde heel zijn volk en zij legerden zich in en hij vocht met .
21 En JAHWEH, Elohim van , gaf en heel zijn volk in de hand van en zij slaan hen neer. En nam heel het land over van de Amorieten die in dat land woonden.
22 En zij namen al het grondgebied van de Amorieten over, vanaf de tot aan de en vanaf de wildernis tot aan de .
23 En nu, JAHWEH, Elohim van , verdreef de Amorieten van voor het aangezicht van Zijn volk , en u wil het pachten?
24 Is wat , uw elohim, u deed overnemen, niet wat u zal pachten? En al waarvan JAHWEH, onze Elohim, verdreef van voor onze aangezichten, dat zullen wij pachten.
25 En nu, bent u beter, ja beter dan , zoon van , koning van ? Twistte hij een twist met of vocht hij ooit met hen?
26 Tijdens het wonen van in en in haar randgebieden, en in en in haar randgebieden, en in alle steden die op de kanten van de zijn, driehonderd jaren, wat was de reden dat u hen niet redde in die tijd?
27 En ik, ik zondigde niet tegen u en u doet het kwade tegen mij, door tegen mij te vechten. JAHWEH, de Rechter, Hij zal vandaag recht spreken tussen de zonen van en tussen de zonen van ."
28 En de koning van de zonen van luisterde niet naar de woorden van , die hij tot hem zond.
29 En de geest van JAHWEH is op en hij passeerde en en hij passeerde van . En vanaf van passeerde hij de zonen van .
30 En beloofde plechtig een plechtige belofte aan JAHWEH en hij zei: "Indien u de zonen van in mijn hand geeft, ja geeft,
31 dan gebeurt het dat wie uitgaat uit de deuren van mijn huis om mij te ontmoeten, bij mijn in vrede terugkeren van de zonen van , voor JAHWEH zal zijn; en ik doe het opgaan als een opstijgoffer."
32 En passeerde de zonen van om tegen hen te vechten, en JAHWEH gaf hen in zijn hand.
33 En hij sloeg hen neer vanaf en tot men komt in , twintig steden, en tot zo aan , een uitermate grote slag. En de zonen van zijn onderdanig voor het aangezicht van de zonen van .
34 En kwam in , naar zijn huis, en aanschouw!, zijn dochter gaat uit om hem te ontmoeten met tamboerijnen en met reidansen, maar zij is enig kind en buiten haar heeft hij geen zoon of dochter.
35 En het gebeurde toen hij haar zag, dat hij zijn kleren scheurde en hij zei: "Ach, mijn dochter, jij doet mij neerbuigen, ja neerbuigen en jij kwam onder hen die mij moeilijkheden veroorzaken. En ik opende mijn mond wijd voor JAHWEH en ik kan er niets van terugnemen."
36 En zij zei tot hem: "Mijn vader, u opende uw mond voor JAHWEH? Doe met mij zoals het uit uw mond uitging, in die zin dat JAHWEH voor u wraak nam op uw vijanden, op de zonen van ."
37 En zij zei tot haar vader: "Met mij zal deze zaak gedaan worden. Onthoud u twee maanden van mij, en ik zal gaan en ik daal af van de bergen en ik zal huilen over mijn maagdelijkheidmv, ik en mijn vertrouwelingen."
38 En hij zei: "Ga!" En hij stuurde haar heen, twee maanden. En zij ging, zij en haar vertrouwelingen, en zij huilde op de bergen over haar maagdelijkheid.
39 En het gebeurde aan het einde van de twee maanden, dat zij terugkeerde naar haar vader en hij aan haar zijn plechtige belofte doet die hij plechtig beloofde. En zij kende geen man. En het werd een statuut in ,
40 dat van tijd tot tijd de dochters van gaan om uit te bazuinen tot de dochter van , de iet, vier dagen in het jaar.
Terug naar de indexpagina
Naar Richteren 12
|
|