|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En ging in de richting van en hij zag daar een vrouw, een prostituee, en hij kwam tot haar.
2 En het werd verteld aan de Gazieten, zeggend: " kwam tot hier!" En zij omringden en zij legden een hinderlaag voor hem, heel de nacht, in de poort van de stad. En zij hielden zich heel de nacht stil, zeggend: "Tot het licht van de ochtend, dan doden wij hem."
3 En lag neer tot in het midden van de nacht. En hij staat op in het midden van de nacht. En hij hield de deuren van de stad vast en de twee deurposten en hij brak ze weg, met de vergrendeling. En hij plaatste ze op zijn schouders en hij deed ze opgaan naar de top van de berg die uitziet op .
4 En het gebeurde daarna dat hij een vrouw liefhad in de wadi van , en haar naam was .
5 En de stadsvorsten van de Filistijnen gingen op tot haar, en zij zeiden tot haar: "Verlok hem en zie waarin zijn grote energie is, en hoe wij de overhand over hem kunnen hebben. Dan binden wij hem om hem hulpeloos te maken; en wij zullen aan jou, elk, elfhonderd zilverstukken geven."
6 En zei tot : "Vertel mij alstublieft, waarin ligt jouw grote energie? En waarmee zal jij gebonden worden om jou hulpeloos te maken?"
7 En zei tot haar: "Indien zij mij binden met zeven buigzame pezen, die niet opgedroogd zijn, dan ben ik machteloos en ben ik als één van de mensheid."
8 En de stadsvorsten van de Filistijnen doen haar brengen buigzamen pezen brengen, die niet opgedroogd zijn. En zij bond hem er mee.
9 En de hinderlaag zat bij haar in de binnenkamer. En zij zei tot hem: "Filistijnen over jou, !" En hij scheurt de pezen los zoals het snoer van de vlasdraad wordt losgescheurd als het vuur ruikt. En zijn energie wordt niet bekend.
10 En zei tot : "Aanschouw, jij bagatelliseerde mij en jij sprak leugens tot mij. Nu, vertel mij alstublieft waarmee jij gebonden zal worden."
11 En hij zei tot haar: "Indien zij mij binden, ja binden met nieuwe touwen waarmee geen werk werd gedaan, dan ben ik machteloos en ben ik als één van de mensheid."
12 En nam nieuwe touwen en zij bond hem er mee. En zij zei tot hem: "Filistijnen over jou, !" En de hinderlaag zat in de binnenkamer. En hij scheurd ze los van zijn armen als een draad.
13 En zei tot : "Tot nu toe bagatelliseerde jij mij en sprak je leugens tot mij. Vertel mij: waarmee zal jij gebonden worden?" En hij zegt tot haar: "Indien jij zeven haarvlechten van mijn hoofd weeft met het weefgetouw."
14 En zij maakte ze vast met de pin en zij zei tot hem: "Filistijnen over jou, !" En hij ontwaakte uit zijn slaap en hij brak de pin uit de weverspoel en het weefgetouw.
15 En zij zei tot hem: "Hoe kun jij zeggen: Ik heb je lief!, maar jouw hart is niet met mij? Deze drie keren bagatelliseerde jij mij en jij vertelde mij niet waarin jouw grote energie is."
16 En het gebeurt dat zij hem alle dagen beklemde met haar woorden en zij hem verveelde. En zijn ziel is ongeduldig, tegen sterven aan.
17 En hij vertelde haar heel zijn hart. En hij zei tot haar: "Geen scheermes kwam op mijn hoofd, want ik ben een Nazireeër voor Elohim vanaf de buik van mijn moeder. Indien ik word kaalgeschoren, dan trekt mijn energie zich van mij terug en ben ik machteloos en word ik als elk mens."
18 En zag dat hij haar heel zijn hart vertelde en zij zond en zij riep tot de stadsvorsten van de Filistijnen, zeggend: "Gaat op! Want hij vertelde mij ditmaal heel zijn hart." En de stadsvorsten van de Filistijnen gingen naar haar op en zij brengen het zilver mee in hun hand.
19 En zij deed hem slapen op haar knieën en zij riep tot de man, en zij deed de zeven haarvlechten van zijn hoofd kaalscheren en zij begon hem hulpeloos te maken. En zijn energie trekt zich van hem terug.
20 En zij zei: "Filistijnen over jou, !" En hij ontwaakte uit zijn slaap en hij zei: "Ik zal uit gaan, zoals elke keer, en ik zal mijzelf vrij schudden." En hij wist niet dat JAHWEH Zich van hem terug trok.
21 En de Filistijnen hielden hem vast en zij staken zijn ogen uit. En zij deden hem afdalen in de richting van en zij bonden hem in koperen ketenen. En hij was het die maalde in het huis van de gevangenen.
22 En het haar op zijn hoofd begon te ontspruiten, toen hij kaal geschoren was.
23 En de stadsvorsten van de Filistijnen verzamelden zich om een groot slachtoffer te offeren aan , hun elohim, en om blij te zijn. En zij zeiden: "Onze elohim gaf , onze vijand, in onze hand."
24 En het volk zag hem en zij lofprijzen hun elohim, want zij zeiden: "Onze elohim gaf onze vijand in onze hand, de woestlegger van ons land en die onze gesneuvelden vermeerderde."
25 En het gebeurde dat hun hart goed was en zij zeiden: "Roept om en hij zal ons vermaken." En zij riepen om uit het huis van de gevangenen, en hij wordt belachelijk gemaakt voor hun aangezichten. En zij deden hem staan tussen de kolommen.
26 En zei tot de knaap die zijn hand vasthoudt: "Laat mij, en doe mij de kolommen voelen waarop het huis is gevestigd. Dan zal ik tegen hen leunen."
27 En het huis was vol met mannen en met vrouwen, en daar waren alle stadsvorsten van de Filistijnen, en op het dak ongeveer drieduizend mannen en vrouwen, die zagen hoe men zich vermaakte met .
28 En riep tot JAHWEH en hij zei: "Mijn Heer JAHWEH, gedenk mij, alstublieft, en versterk mij, alstublieft, ja deze ene keer, de Ene Elohim! Dan zal ik mijzelf wreken, de wraak van één voor mijn twee ogen, op de Filistijnen."
29 En taste rond de twee kolommen van het midden, waarop het huis was gevestigd en waarop het werd ondersteund, één rechts van hem en één links van hem.
30 En zei: "Mijn ziel zal sterven met de Filistijnen." En hij strekte zich uit met energie en het huis viel op de stadsvorsten en op al het volk dat er in was. En de doden die hij deed sterven bij zijn dood, waren meer dan die hij deed sterven tijdens zijn leven.
31 En zijn broeders daalden af en heel het huis van zijn vader, en zij hieven hem op en zij brachten hem op. En zij begroeven hem tussen en tussen , in het graf van , zijn vader. En hij sprak recht in , twintig jaren.
Terug naar de indexpagina
Naar Richteren 17
|
|