|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En de mannen van zweerden in , zeggend: "Geen man van ons zal zijn dochter als vrouw aan geven."
2 En het volk kwam naar en zij zaten daar tot aan de avond voor het aangezicht van de Elohim; en zij verhieven hun stem en zij huilden een groot huilen.
3 En zij zeiden: "Waarom, JAHWEH, Elohim van , gebeurde dit in , dat er vandaag één stam van gemist wordt?"
4 En het gebeurde de volgende dag dat het volk vroeg opstond. En zij boudwen daar een altaar en zij deden opstijgoffers en vredeoffers opgaan.
5 En de zonen van zeiden: "Wie is het die niet opging in de samenkomst van alle stammen van voor JAHWEH?" Want de grote eed was voor hem die niet opgaat naar JAHWEH, in , zeggend: "Hij zal ter dood, ja ter dood gebracht worden."
6 En de zonen van hadden spijt over , hun broeder, en zij zeiden: "Er werd vandaag één stam van afgehakt.
7 Wat zullen wij voor hen doen, voor die resteerden, voor de vrouwen? Want wij hebben aan JAHWEH gezworen dat wij aan hen geen van onze dochters als vrouwen geven."
8 En zij zeiden: "Wie is die ene uit de stammen van die niet opging naar JAHWEH, te ?" En aanschouw!, niemand kwam naar de legerplaats uit -, naar de samenkomst.
9 En het volk werd gemonsterd en aanschouw!, er was daar niemand van de inwoners in -.
10 En de vergadering zond daar twaalfduizend mannen van de zonen van de dapperheid en zij gaven hen instructie, zeggend: "Gaat en slaat de inwoners van - neer met de rand van het zwaard, met de vrouwen en de peuters.
11 En dit is de zaak die jullie zullen doen: elke mannelijke en elke vrouw die het bed van een mannelijke kent, zullen jullie doemen."
12 En zij vonden van de inwoners van - vierhonderd jonge meisjes, maagden, die geen man kenden door het bed van een mannelijke. En zij brachten hen naar de legerplaats bij , dat in het land van is.
13 En heel de vergadering zond en zij spraken tot de zonen van , die in de steile rots van waren, en zij riepen tot hen: "Vrede!"
14 En keerde in die tijd terug en zij gaven aan hen de vrouwen die zij in leven hielden van de vrouwen van -. En zij vonden niet genoeg voor hen allen.
15 En het volk had spijt over , want JAHWEH maakte een bres in de stammen van .
16 En de oudsten van de vergadering zeiden: "Wat zullen wij doen met resterenden, als vrouwen? Want de vrouwen werden uit uitgeroeid."
17 En zij zeiden: "Het is een pachtbezit van ontkoming voor , opdat er geen stam uit wordt uitgewist.
18 Want wij, wij kunnen hen geen vrouwen van onze dochters geven, want de zonen van zweerden, zeggend: Vervloekt is die een vrouw geeft aan ."
19 En zij zeiden: "Aanschouw!, er is een feestviering van JAHWEH in , van tijd tot tijd, dat is ten noorden van , naar de opgang van de zon, op de hoofdweg die opgaat van in de richting van , en naar het zuiden, naar ."
20 En zij geven de zonen van instructie, zeggend: "Gaat en ligt in hinderlaag in de wijngaarden,
21 en jullie zien en aanschouw!, indien de dochters van uitgaan om in reien te reidansen, dan gaan jullie uit vanuit de wijngaarden en ontvoeren jullie ieder voor zichzelf zijn vrouw uit de dochters van . En jullie gaan naar het land van .
22 En gebeurde het dat hun vaders of hun broeders zullen komen om met ons te twisten. En wij zeggen tot hen: "Weest ons genadig over hen, want niemand van ons nam zijn vrouw in de oorlog, want jullie, jullie gaven niet aan hen in die tijd, anders zijn jullie schuldig."
23 En zo deden de zonen van . En zij verkregen vrouwen naar hun aantal uit die reidansen, die zij weggristen. En zij gingen en zij keerden terug naar hun lotbezit en zij bouwden de steden en zij woonden er in.
24 En de zonen van wandelden vanaf daar in die tijd, een ieder naar zijn stam en naar zijn familie. En vanaf daar ging ieder uit naar zijn lotbezit.
25 En in die dagen was er geen koning in ; een ieder deed wat recht was in zijn ogen.
Terug naar de indexpagina
|
|