De groepering van de boeken van het "Nieuwe Testament" is die zoals die wordt gevonden in de Griekse MSS, en door de meerderheid van de vertalingen wordt aangehouden. De plaatsing van de boeken is ook een goede weergave van de volgorde van het ontvouwen van Gods plan in de geschiedenis en de profetie. Paulus schreef dertien van de zevenentwintig boeken. Al zijn geschriften zijn brieven en werden lang na zijn afzondering tot zijn bijzondere bediening geschreven(Hand. 13:2). Zes ervan werden geschreven tijdens de periode die door Handelingen wordt beschreven.
"Handelingen", samen met het inwendige bewijs van deze vroege brieven, draagt het materiaal aan voor een echt nauwlettend onderzoek van Romeinen. Het begint in Jeruzalem, de geschiedenis van Israël's afvalligheid natrekkend, de roeping, de afzondering, bediening, en voortgang van Paulus totdat hij Rome bereikt, het centrum van de beschaafde wereld, en dan sluit het af.
Gods bedoeling met het schrijven van "Handelingen" was bereikt, namelijk: het overbruggen van de kloof tussen "de evangeliën" over de bediening van Christus aan Israël en Paulus' brieven aan de volkeren. Israël's verdiepende afvalligheid wordt gezien als de mogelijkheid voor de voortgaande onthulling in Paulus' brieven.
De datering van de brieven is niet zo belangrijk als hun relatie tot elkaar en tot de geschiedenis in Handelingen.
- Eén en twee Thessalonicenzen werden in Korinthe geschreven(Hand. 18:1) in 54 n.Chr.
- 1Korinthe kwam vanuit Efeze, in de lente van 57, na Handelingen 19:1;
- 2Korinthe vanuit Macedonië, in de herfst van 57 n.Chr, nadat Paulus Efeze heeft verlaten, waar zijn getuigen in de synagoge tot een einde was gekomen(Hand. 19:9; 20:1);
- Galaten, vanuit Korinthe, een paar maanden later.
- Romeinen in de lente van 58 n.Chr., voordat Paulus via Macedonië naar Korinthe gaat(Hand. 20:3), op zijn laatste reis naar Jeruzalem.
Timotheüs was bij Paulus toen hij Romeinen schreef(16:21), hem vooruit gaande naar Korinthe en hij ging met hem op weg naar Jeruzalem(Hand.20:4).
Met het gaan via Macedonië en Achaje had Paulus tot doel van hen bepaalde bijdragen mee te nemen voor de arme heiligen in Jeruzalem(Rom. 15:25-28). Dit soort intern bewijs plaatst Romeinen in ware onthulling van de geschiedenis van Handelingen. De hoofdstukken 9 tot 11 van Romeinen moeten worden gelezen in het licht van de gebeurtenissen die in Handelingen zijn opgetekend. Deze hoofdstukken zijn niet incidenteel of tussengevoegd, ze zijn een onlosmakelijk en noodzakelijk onderdeel van de brief, zonder welke het geheim van het evangelie niet verstaan kon worden, want haar onthulling van de rijkdom voor de wereld was afhankelijk van Israël's overtreding(11:12).
Samen met het evangelie ontvingen de volkeren de andere geschriften. Paulus citeert vier-en-tachtig maal Schriftgedeelten van Genesis tot Maleachi, waarvan twee-en-tachtig maal uit de Septuagint, of Griekse vertaling, mogelijk omdat deze meer toegankelijk was voor de heidenen. Op deze manier werden de uitspraken van God toevertrouwd aan de wilde olijftakken.
Ideeën om de brief te bestuderen:
1. Lees, indien mogelijk, een aantal malen in één keer de hele brief door. Het is een eenheid.
2. Bestudeer later alles als door een microscoop. De omvang, de snelheid van gedachten en de exactheid van uitdrukking vragen om een nauwlettende aandacht en overdenking. Microscopische studie van woorden en uitdrukkingen is noodzakelijk, maar is alleen goed op voorwaarde dat men niet de meer de direct voor de hand liggende eigenschappen en de grote monumentale uitdrukkingen vergeet.
3. De context is altijd van groot belang, in het bijzonder in een zo beredeneerde presentatie als Romeinen. "Een tekst die uit z'n context wordt genomen is een voorwendsel". Kijk regelmatig terug. Iedere nauwkeurige herlezing zal beloond worden. Bij Bijbelstudie is het niet goed de dingen te vergeten die achter ons liggen.
4. Wees zo eenvoudig en letterlijk als maar mogelijk is. De Schrift is onthulling, niet een puzzel of een cryptogram die de uitoefening van vindingrijkheid aanmoedigt. Man kan wel te slim, maar nooit te eenvoudig zijn om Gods stem te horen. Voorkom "vergeestelijking". Gods spraakfiguren zijn regelgevend en zijn altijd overeenkomend.
5. Benader Gods Woord met gebed, eerbiedig en nederig. We worden door God onderwezen of helemaal niet. "Dat ik Hem moge kennen" moet ons doel zijn. Technische Bijbelkennis alleen is dodend en gevaarlijk. Enigen van hen die zeer vertrouwd waren met het Hebreeuwse origineel kenden de Heer niet! Het evangelie is gericht op onze harten en gewetens.
6. Lees altijd de tekstverwijzingen. De tekst is meer verlichtend dan welk menselijk commentaar dan ook. De Schrift, juist ingedeeld, is het beste commentaar op de Schrift!
De aanhef - Hoofdstuk 1:1-7
Paulus. De door ons meest geliefde van alle geïnspireerde schrijvers, omdat hij het patroon is van Gods overweldigende genade. "Saulus, anders gezegd Paulus" kan beide namen hebben gedragen vanaf zijn geboorte. Het was gewoonte dat Joden in de diaspora hun kinderen zowel een Hebreeuwse als een heidense naam gaven. De naam Saulus werd gebruikt tot zijn afgezonderde bediening begon, daarna werd Paulus, de Griekse naam, gebruikt als een meer toepasselijke en betekenisvolle naam. "Paulus" betekent pauze, tussentijd. Paulus' ommekeer is een van de grootste bewijzen van de door hem onthulde waarheid. Hij was niet voorbestemd om Christus Jezus te geloven. Hij was schuldig aan de zonde van Handelingen 3:23. Het feit dat zo'n man als Paulus, eens de meest kwaadaardige vijand van Jezus Christus, nu ons in de naam van Jezus Christus aanspreekt, vraagt om uitleg en draagt overtuiging. Zijn uitleg is: "Ik heb de Heer gezien." Het is duidelijk dat hij onderscheidt maakte tussen het visioen van Jezus Christus op de weg naar Damascus en onthullingen in latere tijden.
Een slaaf van Christus Jezus[in de NBG staat "dienstknecht. Maar dat is te zwak; WJ]. Saulus, de trotse Farizeeër, is een voorbeeld van nederigheid geworden. Loyale liefde doet hem slaaf zijn van zijn rechtmatige Heer. "Slaaf" bevat het idee van eigendom, dienstbaarheid en afhankelijkheid. Zijn heilige verbondenheid in relatie tot zo'n Heer is vrij van de neerbuigende associaties die bij alle andere soorten slavernij behoren. Hij staat onder een autoriteit, maar toch is hij bekleed met de autoriteit van een apostel. Alleen een echte slaaf kan een gezaghebbende prediker zijn. Hebreeuwse profeten waren slaven van Jehovah(Amos 3:7; Jer. 7:25). Paulus, het hoogste gezag opeisend, vervangt zonder uitleg de naam Christus Jezus voor die van Jehovah.
Een geroepen apostel. Hij benadert Rome met de waardigheid die een slaaf in Christus past die ook gevolmachtigde is, en houdt ons bezig met Wie hij vertegenwoordigt. De roeping is altijd van God, altijd doeltreffend, de geroepene als apostel of als heilige bevestigend(vers 7). Onze harten en gewetens herkennen dat hij spreekt als iemand met gezag.
Afgezonderd voor Gods evangelie. Afgezonderd, eerst voor het goddelijke doel(Gal. 1:15), en dan historisch bij het aanbieden van de heilige geest aan de kerk te Antiochië(Hand. 13:2). "Slaaf", "geroepene", "afgezonderd" benadrukken het feit dat Paulus niet een inwijder is, maar een instrument in Gods handen. Het evangelie is "goed nieuws, niet goed advies." Gods evangelie komt van Hem, al Zijn krachten, Zijn genade, Zijn rechtvaardigheid inschakelend voor onze redding.
Tevoren beloofd in Heilige Schrift. Het evangelie wordt in belofte en profetie gevonden. Paulus beroept zich acht-en-veertig maal op de profeten voor bevestiging van zijn onderwijs. Er is in de Schrift zowel eenheid als diversiteit, maar nooit is er gebrek aan harmonie. Dit vers geeft een groep feiten over de Schriften. De profeten zijn mannen door wie God sprak en aan andere mensen beloften deed. Zij zijn "Zijn" woordvoerders. De beloften staan geschreven "in de Schriften" die de woorden van Gods profeten bevatten. Deze zijn "heilig" omdat ze afgezonderd zijn van alle andere. "Het evangelie dat Hij tevoren .... had beloofd"(Gen. 12:2,3;Gal. 3:8) en " het geheimenis, in aionische tijden verzwegen, maar thans geopenbaard"(Rom. 16:25,26;CV) zijn de twee thema's van de brief. We moeten ons tot Romeinen wenden als in latere brieven wordt verwezen naar het evangelie. Filippenzen verwijst negen maal naar het evangelie, Efeze spreekt van het "geheimenis van het evangelie", maar geen van beide verkondigt het. "Mijn evangelie" vinden we in de hoofdstukken 1 tot 4. In de hoofdstukken 5, 6 en 8, waar het "geheim van het evangelie" wordt ontvouwt, vinden we geen enkel citaat uit de Hebreeuwse Schriften.
Aangaande Zijn Zoon. Indien alles wat Zijn Zoon aangaat uit Romeinen zou worden verwijderd, dan zou dit een zin zonder onderwerp zijn. De nu volgende verklaring heeft voldoende waarheid in zich om het citeren er van te rechtvaardigen:
"In de evangeliën spreekt Christus over de Vader; in de brieven spreekt de Vader over Zijn zoon".
De kreet "Terug naar Jezus" zou ons weg leiden van Gods hoogste onthulling over Zijn Zoon. Het is opmerkelijk dat een begroeting zo'n gewichtig onderwijs bevat over de persoon van Christus. Eerst is er de verwijzing naar "Zijn Zoon". Dan volgt een dubbele verklaring over Hem:
a. Hij is het zaad van David naar het vlees.
b. Hij is de Zoon van God naar een geest van heiligheid, en wordt krachtig aangewezen om dat te zijn door een opstanding uit de doden, en, tenslotte, is er een identificerende uiteenzetting dat Hij Jezus Christus is, onze Heer. Deze verklaring is niet zonder zijn problemen, maar de eenvoudigste verklaring zal de beste zijn. "Voortgekomen uit het zaad", niet "gemaakt(made) zoals in de King James AV. Het werkwoord geeft overgang van de ene toestand van bestaan naar een andere aan, een worden, niet een aanvang. Als Zaad van David, was Hij een Mensenzoon, koninklijk, de Zoon en Erfgenaam van Israël's grote koning. Hij was het Kind van de Profetie(Luc. 1:32,33). Davidische afstamming was een voorwaarde voor het Messiasschap(vergelijk 2Tim.2:8, Paulus' laatste brief). De anders onnodige woorden "naar het vlees" worden toegevoegd om Zijn relatie met David te beperken tot een die alleen het vlees betrof(verg. 9:5), en zij verwijzen naar de antithese, "naar de geest."
"Naar het vlees" en "naar de geest der heiligheid" zijn uitdrukkingen die zo strikt parallel lopen, dat zowel de tweede "naar" als de eerste moeten verwijzen naar wat een bestanddeel van Zijn wezen is. Ze zijn tegenovergesteld aan elkaar zoals vlees en geest in één persoon, "vlees" Zijn verwantschap tonend met David en "geest" Zijn verwantschap met God. Er is iets in Zijn wezen dat is afgeleid van de mens en iets wat is afgeleid van God. Nogmaals: naar het vlees behoorde Hij tot de vaderen, en naar de geest was Hij de Zoon van God en is Hij op die manier een universeel Redder en Heer. Hij is op zodoende de enige bemiddelende Persoon in Wie God en mens een ontmoeting vinden. Niet een Bemiddelaar tussen God en mens, maar "van God en van de mens". Om te kunnen bemiddelen moeten er twee partijen zijn, waarvan elk zich gerepresenteerd ziet in de bemiddelaar. Waar er maar één partij is, daar kan er niet iemand bemiddelen(Gal. 3.20). Wanneer iemand een karakteristieke naam aanneemt als "Zoon des Mensen", zoals Christus deed, dan houdt dat in dat er iets vreemds is om dat te zijn, wanneer Hij ook Zoon van God was. "Geest van heiligheid" is een bijzondere uitdrukking, dat alleen hier wordt gevonden. Ze is duidelijk gekozen om te onderscheiden van "heilige geest". Zijn unieke heiligheid, zowel als opstanding uit de doden, onderscheiden Hem krachtig van alle anderen als Zoon van God. "In kracht" wordt bijwoordelijk gebruikt met "verklaard". Hij werd niet de Zoon van God, Hij was op krachtige wijze zo verklaard. Hij was ontledigd van al het andere, maar Zijn geest van heiligheid was voldoende om Hem aan te wijzen als Zoon van God. Alle anderen moet van iedere bevuiling van vlees en geest worden gereinigd(2Kor. 7:1). De Zijn was een geest van heiligheid. Hij nam deel aan de kinderen van "vlees en bloed", maar Hij nam geen deel aan onze geest(Heb.2:14).
Door opstanding uit de doden is een opmerkelijke en moeilijke uitdrukking. "Doden" is meervoud, waar we toch mogen verwachten dat het enkelvoud is. Er zijn drie zienswijzen:
- Dat Christus Zijn zoonschap bewees door anderen op te wekken. Bij Zijn eigen opstanding was Hij passief, God was de Auteur. Ook anderen wekten doden op, maar zij konden niet zeggen "Ik ben de opstanding" (Joh. 11:25) of "Ik zal hem opwekken ten jongsten dage "(Joh. 6:40).
- Dat het Zijn eigen persoonlijke opstanding is en gezien moet worden als een belofte, en ten diepste de opstanding van allen bewerkt.
"..is ook de opstanding der doden door een mens"(1Kor. 15:21). Zijn opstanding omvat de opstanding van allen. Maar het feit is dat Zijn opstanding voor Zijn discipelen een onwankelbare overtuiging bracht dat Hij de Zoon van God is, iets dat Zijn opwekken van anderen niet had gebracht. Talleyrand zei tot de uitvinder van een weldadige en rationele religie: "Indien u aanhangers wenst, dan beveel ik u aan uzelf te kruisigen en weer op te staan." Opstanding is het beslissende bewijs dat Hij de Zoon van God is.
- Opstanding van allen is gegrondvest in Zijn goddelijk zoonschap en komt voort uit de energie van de geest van heiligheid. De dood kon iemand zoals Hij niet vasthouden. "...het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden."Hand. 2:24). Zijn opstanding stond niet op zichzelf, maar behelst het hele ras.
- "Jezus Christus, onze Heer", identificeert Hem Die de Zoon van God is en het Zaad van David. "Jezus" is de Griekse vorm van Jozua en is de naam die aan Maria's Zoon werd gegeven bij Zijn geboorte. "Christus, de officiële titel, werd als snel gebruikt als persoonsnaam. "Heer" wordt in de Griekse Schrift vaak gebruikt als synoniem voor Jehovah. Zijn heerschap brengt ons onder een gezegend meesterschap, daarmee in onze levens de anarchie buiten werking stellend.
"Door wie wij genade en het apostelschap hebben ontvangen". Het meervoud "wij" slaat niet op de andere apostelen. Het is gebruikelijk om in formele documenten het meervoud te gebruiken. Christus is het Middel doorheen Wie Paulus apostolische genade verkreeg. Genade vertrouwde hem zijn apostelschap toe en gaf hem er de capaciteiten voor. Door genade, en als genade, draagt hij het evangelie van de genade uit. "Tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs.."(16:26). Geloof is niet een stelsel van leringen, dat aanvaarding vereist(zie Hand. 6:7); het is geloof gezien vanuit de onderschikking aan de rechtvaardigheid van God(10:3). Het is vrijwillige onderschikking aan Gods geopenbaarde weg van verlossing. Geloof is het beëindigen van eigen inspanning, een vertrouwensvol vertrekken naar God, in de blijde losmaking van wettelijke gehoorzaamheid. "Waag het met Hem, waag het volledig; laat geen enkel ander vertrouwen binnen dringen" beschrijft de werking van geloof.
Onder al de heidenen. Israël's ondergang is de rijkdom van de volkeren(11:12; Gal.2:8). Voor Zijn naam, is parallel aan en verklaart "de gehoorzaamheid des geloofs". Zijn "naam" vat alles samen wat over Hem is geopenbaard. De "naam" wordt gebruikt voor de Persoon zoals die bekend is gemaakt. Het evangelie wordt gepredikt om Zijn naam te verspreiden, opdat die boven alle naam zou zijn. De gehoorzaamheid des geloofs erkent Jezus Christus nu zelfs als Heer, tot eer van God, de Vader.
De lezers worden niet als gemeente begroet, zoals wel in de vijf eerdere brieven, maar toch worden ze gezien als eenheid en beschreven als:
- Geroepenen van Jezus Christus, tot Hem behorend;
- Geliefden Gods, en hun geloof gegrond hebbend in de kennis van Zijn liefde;
- Geroepen heiligen, en zodoende naar God toe afgezonderd van alle ander gebruik. God schenkt de naam en de kracht waardoor heiliging tijdens dit leven zal worden gerealiseerd.
Het tegengestelde van heiligheid is "zelf", terwijl het tegengestelde van gerechtigheid "verkeerd doen" is. De tegenstelling is: mijn of Gods. Een leven dat God-gericht is, is heilig; een dat op zichzelf is geconcentreerd, is onheilig en zondig. Heiligheid is niet zuiverheid. Zuiverheid is de negatieve kant van heiligheid. De waarlijk heilige zal heel zijn. Er is een objectieve en subjectieve heiligheid. De een is door roeping de onze, de ander is ingeweven door het kennis krijgen van het nieuwe leven in Christus.
De algemene Griekse begroeting "genade" en de algemene Hebreeuwse groet "vrede", vaak gebruikt met een beleefde ongemeendheid, zijn hier beladen met alle waarden van het evangelie, dat zowel mensen als woorden redt van algemeen gebruik. Genade en vrede worden aan elkaar verbonden als oorzaak en gevolg. Dit is geen "apostolische zegen". God is de Bron en Gever, zoals ook de Heer de Mededeler is van Zijn eigen genade en vrede.
In één zin heeft Paulus de afstand tussen hemzelf en de vreemdelingen in Rome overbrugd. Deze begroeting is belast met een gewichtige leer omtrent de opdracht, gezag en uitrusting van de schrijver, een complete set feiten over de status van de gelovigen, een set ideeën over het gezag van de Schrift, en een heldere verklaring over de relatie tussen Christus en God, mens, en de heiligen. Romeinen is geschreven tot onderwijs van hen die alreeds gelovigen zijn: de heidenen hebben geen evangelie nodig!
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 20, pagina 21. Uitgave van Concordant Publishing Concern
Voor meer delen uit deze serie, klik hier