Allesomvattendheid is een onderscheidende karakteristiek van het evangelie van de Onbesnedenheid, net zoals exclusiviteit dat is van het evangelie van de Besnijdenis. Paulus heeft vastgesteld dat Gods rechtvaardigheid "voor allen" is, niet slechts "op allen die geloven", en dat de reden daarvoor is te vinden in: "Want allen hebben gezondigd"(3:22,23). Abraham is in zijn onbesnedenengeloof het grote voorbeeld van de komst op allen die geloven. Alleen Adam kan dienen als illustratie hoe het voor allen is, buiten geloof om. Abraham, als het patroon van rechtvaardigend geloof, en als de vader van alle getrouwen, maakt nu plaats voor Adam, de universele vader en type van de Laatste Adam als universeel Redder. Het is in zijn relatie tot het hele ras, niet lettend op geloof, dat Christus vergeleken en gecontrasteerd wordt met Adam en de Tweede Mens en de Laatste Adam wordt genoemd. Als onze relatie met Adam en de Laatste Adam wordt gepresenteerd, wordt geloof niet genoemd, noch is het een factor die bekeken moet worden.
Er wordt in de prediking van Besnijdenis niet naar Adam's zonde verwezen. Als de Laatste Adam is Christus niet een bedienaar van de Besnijdenis, Hij is bedienaar van de mensheid als mens. Daarom, zoals we hebben gezien, ging Paulus in de loop van zijn betoog voorbij aan de familie van Israël als geloofsfamilie. Nu laat hij de geloofsfamilie even liggen om ons te betrekken bij de hele menselijke familie, zich niet storend aan alle onderscheid dat ze verdeelt. Dientengevolge verschijnen de termen Jood, heiden, Israël, de volkeren, besnijdenis en onbesnedenheid niet meer totdat de uiteenzetting van het evangelie tot z'n hoogtepunt is gebracht in hoofdstuk acht, en het probleem van Israël's huidige verwerping op besliste wijze wordt opgepakt in de hoofdstukken negen tot elf.
Het menselijk ras wordt gezien als een eenheid, waartoe Adam en Christus op gelijke wijze een universele relatie hebben. Gods twee mensen, hun respectievelijke daden en de gevolgen van daarvan voor allen, worden op ernstige wijze neergezet als de twee grote groepen feiten die in essentie met universele veroordeling en universele rechtvaardiging verbonden zijn. De andere mensen zijn passieve ontvangers. Er zijn slechts twee acteurs en twee beslissende daden. In dit opzicht is het ras niet verdeeld in zij die gered zijn en zij die verloren gaan, zij die geloven en zij die niet geloven. Er wordt niet aangedrongen op aanspreekbaarheid voor zonde of de noodzaak te geloven; er is geen dringende aansporing om een persoonlijke relatie aan te gaan met Christus, tenminste niet in de verzen die we nu onder ogen hebben.
Een goed gezegde is dat God slechts twee verantwoordelijke mensen heeft en dat alle anderen een soort pygmeeën zijn die aan hun broekriem bungelen. In dit deel van Romeinen is dat waar. Slechts twee mannen hebben de loop der geschiedenis van het menselijk ras radicaal beïnvloed. Alle andere daden zijn ingesloten in hun beider daden van respectievelijk ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid. De toestand en gezindheid van vlees of geest die de daden van alle andere mensen motiveren, hebben hun bron in een van deze twee. Niemand kan meer kwaad doen dan Adam deed. Bij bracht meer schade aan God toe dan wie dan ook. Hij doodde meer mensen dan wie dan ook, want hij doodde ze allemaal. Door één daad van ongehoorzaamheid zond hij zichzelf en zijn nageslacht op de spekgladde zeephelling van de vernietiging. Hij maakte het graf tot eindstation van zijn ras. Alleen de Laatste Adam kan net zovelen treffen als Adam deed, maar Hij bereikt meer, want Hij neutraliseert niet alleen die destructieve daad van de eerste mens, maar ook alle verschrikkelijke gevolgen.
Gods rechtvaardigheid en vrede, zoals die wordt overgebracht op gelovigen, en het geven van zekerheid van heerlijkheid werden aangetoond en tot een hoogtepunt gebracht in het voorafgaande deel van deze brief. Er valt niets toe te voegen aan wat werd gezegd over de persoonlijke waarden van deze geschenken. Hun raciale waarden worden nu uiteengezet. Niet alleen is ieder individu van het ras in beeld, maar de paragraaf bestrijkt het hele veld van menselijke geschiedenis. Geschiedenis heeft drie grootse afdelingen, te weten: van Adam tot Mozes, van Mozes tot Christus, en dan vervallen de namen van Adam en Mozes geheel en alleen één naam blijft over: die van Jezus Christus, onze Heer.
Het onderwerp is Christus en Zijn werk. Als Paulus plotseling van zijn vreugdevolle roemen in God overstapt naar de donkerste en meest trieste ramp in de menselijke geschiedenis, dan is dat alleen opdat hij het in onmiddellijk contrast kan stellen met de overvloed aan licht en blijdschap die voortvloeit uit de genade die in Christus is, Die een ramp omzet in een glorieuze triomf voor God en mensheid. Als we ons een weinig bezig moeten houden met Adam's overtreding en de vernietigende gevolgen daarvan voor allen, dan is dat alleen dat ons zo getoond kan worden dat de rechtvaardigheid van God zich in Christus op gelijke wijze aan allen zal uitstrekken.
De gelijkheden en ongelijkheden, de gehoorzaamheid en de ongehoorzaamheid zijn duidelijk, zei het kort, uitgeplozen. Eén van de twee wordt in ieder vers gevonden. Ze zijn gelijkheid en overvloed. Adam doodde allen. Christus kan in deze niet meer doen dan Adam, maar Zijn redding is gelijk in omvang aan de vernietiging die door Adam werd aangericht. Als Christus' prestatie wordt vergeleken met die van Adam met betrekking tot de aantallen die het betreft, dan is er altijd sprake van gelijkwaardigheid. Maar wanneer het resultaat van Christus' werk wordt gecontrasteerd met de gevolgen van Adam's overtreding, dan is er altijd overvloed. En de overvloed is altijd aan Christus' kant! Christus was bestemd om veel meer te doen voor ieder kind van Adam dan Adam deed. De voordelen die van de Laatste Adam werden ontvangen zijn omgekeerd evenredig met de ramp die door de eerste werd veroorzaakt. Alleen intrekking van wat sommigen de "Adamische" zonde en dood noemen zou niet de "veel meer's" van deze passage verklaren, noch roepen om de overvloed van genade die zonde overstijgt. Voor zover het aantallen betreft is er gelijkheid, maar waar het genade, leven en rechtvaardigheid betreft is er de ongelijkheid van overvloed.
De scherpzinnigheid van vele kundige commentatoren heeft zich uitgeput in wat iemand genoemd heeft: "de fijnheid en ingewikkeldheden van een van Paulus' meest duistere passages." De passage is inderdaad diepzinnig en bezit de onpeilbare diepte van Gods woord, waarvoor we zeker zeer nederig moeten zijn. Dat fijnheid, ingewikkeldheid en duisternis gevonden zullen worden, wordt door niemand die bekend is met de geschiedenis van de interpretatie van deze passage betwijfeld. Maar deze behoren eerder bij de commentaren dan bij de tekst. Gods woord verhult de waarheid niet. Alleen dat onthult hem. Indien er duisternis is, is het dan niet juist deze te zoeken bij de lezer? En beveelt zo'n bekentenis niet serieuze pogingen aan om enige van deze duisterheden op te helderen? We moeten deze passage met een eerlijk hart, verstandelijke oprechtheid en vrijheid van de boeien van traditionele theologie benaderen, en, bovenal, met gebed voor geestelijke intelligentie, om te kunnen waarnemen wat God zegt. Mochten we falen, dan zouden we het falen eerder moeten toeschrijven aan ons gebrek aan geestelijke kracht, dan aan duisternis van het geïnspireerde woord. De waarheid van de zaak kan verborgen zitten in de woorden die een professor citeerde voor een student, die een werkelijk groots stuk literatuur op verkeerde wijze bekritiseerde: "U heeft niets om mee op te halen, en de put is diep."
Komen onze grootste problemen met deze passage niet voort uit de vooronderstellingen waarmee we ze benaderen? We bepalen al voordat we ze lezen wat ze moet onderwijzen. We hebben een heilig klein bundeltje van ideeën waaraan de Schrift moet voldoen of anders gekruisigd worden. We zijn er niet zo zeker van dat de Schrift datgene betekent wat ze ronduit zegt, maar we zijn wel zeker van datgene dat we voortdurend, sinds onze jeugd, hebben geleerd. Is het voor ons mogelijk Gods Woord te benaderen als iemand die nog van niets weet? Dat moeten we inderdaad doen, want onze theologie, indien ze van het populaire soort is, is veel te afgesloten geworden om nog de ruimte van deze onthullingen toe te kunnen laten. En we moeten met alle middelen die we hebben wegvluchten van wat mensen "de algemene teneur van de Schrift," noemen, omdat het betekent dat we zullen proberen deze onbeperkte genade binnen de grenzen van ons middelmatige verstaan van de Schrift te persen. Nogmaals, waarheid moet op juiste wijze worden toegediend. Waarheid moet in haar juiste plaats worden gehouden, als we ze niet willen verdraaien. Bijvoorbeeld: deze brief leert op de meest positieve wijze de goddelijke verkiezing, maar toch is deze passage niet verkiezend, maar universeel in haar doel. De waarheid van verkiezing zal niet in deze passage passen. Haar introductie hier is vernietigend. Maar aan de andere kant zijn deze en andere woorden misbruikt om de waarheid van Gods verkiezende methode in de huidige tijd tegen te spreken. Verkiezing en universele redding worden beide nadrukkelijk geleerd, maar indien ze niet op de juiste wijze worden gescheiden en foutief toegepast, zijn ze wederzijds vernietigend. Als ze niet verward worden door foutieve plaatsing, dan worden ze als aanvullend gezien. Adam kan onmogelijk iets minder vertegenwoordigen dan het ras. Abraham vertegenwoordigt op correcte wijze de gelovigen. Laat ons ook streng alle andere vreemde waarheden uitsluiten terwijl we over dit deel nadenken. Zulke waarheden als geloof, bekering, vergeving, goddelijke verontwaardiging, het werk van de Geest, uitnodiging en aansporing horen hier eigenlijk niet. "De eerste wet van de hemel is: orde." Ze komt voor in alle daden en woorden van God. Niets is meer ordelijk dan het betoog van Romeinen. Maar wanorde karakteriseert min of meer het werk van zelfs de beste leraren die niet de orde van de Schrift erkennen. Waarmee zal dan een mens zijn onderwijs op orde brengen? Door daartoe oplettend te zien naar Uw Woord!
De volgende structuur kan helpen de overeenkomst te zien tussen de vijf hoofddelen van de passage, en toont de wisselende vergelijkingen en contrasten.
VERGELIJK: | 12-14 gelijk ..zo is ook
|
CONTRAST: | 15 Maar.. niet - veel meer
|
CONTRAST: | 16,16 Een niet zoals - veel meer.
|
VERGELIJK: | 18 Derhalve - zo ook
|
VERGELIJK: | 19 Want - zo ook
|
CONTRAST: | 20 zonde neemt toe - genade is meer dan overvloedig geworden.
|
VERGELIJK: | 21 opdat, gelijk - evenzo
|
We zien dat er vier vergelijkingen zijn en drie contrasten, Geen structuur, hoe symmetrisch ook, mag worden toegestaan de tekst te beperken. Een structuur kan een hinderpaal zijn die iemand er van weerhoudt de feiten de erkennen. Een feit is van meer waarde dan de meest fantastische structuur. De student zou er goed aan doen zijn eigen analyse te maken. Iedere afwijkende analyse kan veel waarheid in zich dragen. De inspanning zal beloond worden.
De verzen 12-14 introduceren een vergelijking die niet afgemaakt wordt. Er wordt maar één zijde van een uitgebalanceerde verklaring gegeven; de andere zijde wordt verondersteld(12). Deze zijde van de vergelijking wordt dan uitgelegd en ondersteunt door de overweging dat daar waar geen wet is, er ook geen overtreding is en daarom geen doodstraf(13). Maar toch regeert de dood over hen die de wet niet hebben overtreden(14). Dit betrekken van allen bij één, tijdens deze periode, is een type van het heden(14).
Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, waarop allen zondigden;
(CV)
Het daarom laat zien dat, hoewel het betoog nu overgaat van het individu naar het ras, de lijn van denken niet onderbroken wordt. Dit tweede deel van het hoofdstuk wordt zo met het eerste verbonden, dat ons voorbereid heeft voor de introductie van Adam en het hele ras. Het idee van de verzoening van vijanden veronderstelt de parallel tussen Adam en Christus. De grammaticale verwijzing kan dan wel tot alleen "verzoening" zijn, maar aangezien die gebaseerd is op rechtvaardiging - en aangezien het heersen van genade, die in het nieuwe deel wordt gepresenteerd, ook gebaseerd is op rechtvaardiging - geloven we dat de verwijzing zo ver terug gaat als tot 4:25. Het deel dat we nu bekijken is daarom het theologische centrum van de brief; het bevestigt alle voorgaande universele verklaringen; het onthult het geheimenis van het evangelie en opent de fontein van waaruit al het onthullen van het evangelie aan het eind van hoofdstuk acht voortkomt. De hoofdstukken 9-11 zijn een theodicee, of een rechtvaardiging van Gods handelen met het verkozen volk, die terzijde zijn gezet tijdens de verkondiging van de verzoening. Zo'n belangrijk deel vereist een meer complete behandeling dan we in deze notities gewoon zijn te geven.
GELIJK door één mens de zonde de wereld is binnengekomen, ZO is ook door Eén mens genade de wereld binnengekomen,
en door zonde de dood
en door genade leven
en zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan,
en zo zal leven worden doorgegeven aan de hele mensheid
waarop allen zondigden
waarop allen deel zullen nemen aan gerechtigheid
Gelijk... allen zondigden. De structuur van deze zin is onderbroken door het weglaten van het belangrijkste zinsdeel. Sommigen hebben gedacht dat Paulus hier, door het vuur en de intensiteit van de gedachte, een slippertje maakte en daarom het zinsdeel wegliet. Maar zijn woorden dragen alle tekenen van zeer nauwkeurig voorafgaand denkwerk. Het missende zinsdeel kan als volgt uit de context worden aangedragen: Zo kwam door Eén Mens de genade de wereld binnen, en door genade leven, en zo zal leven aan de hele mensheid worden uitgedeeld, waarop allen deel zullen krijgen aan gerechtigheid. We wagen het te denken dat de intelligentie van onze vrienden ons zal bewaren voor de aanklacht dat we toevoegen aan de Schrift. We zullen geen enkel betoog baseren op de toegevoegde woorden, maar dat ze in de hele context waar zijn kan worden opgemaakt uit de overeenkomsten: zoals één mens en één mens, zonde en genade, dood en leven, alle mensen en alle mensen, zonde en rechtvaardigheid.
De geïnspireerde woorden hebben geen toevoeging nodig; hun betekenis is glashelder. Paulus offert een uitgebalanceerde zin op, opdat hij de eerste zijde van de mededeling kan neerzetten. De gebroken zin is een literair inspiratiemiddel om onze aandacht te richten op de ontzagwekkende feiten die aan de eerste zijde van de vergelijking worden gepresenteerd. Wanneer deze duidelijk zijn begrepen, dan wordt de gehele rest bewezen door een zo is ook. De verzen 13 en 14 zijn een uitweiding die door het navolgend zinsdeel, waarop allen zondigden, wordt verlangd; de verzen 15-17 wijzigen de mededeling van 14, wat een type is van dat wat nog zal komen, aantonend hoever het type tekort schiet. Daarom zet Paulus pas in 18 de vergelijking in z'n complete vorm neer. Derhalve introduceert de allerhoogste mededeling, die het betoog hervat en samenvat over de ene en de allen. Vers 19 verklaart de samenvattende mededeling van vers 18 en stelt die volkomen veilig. Dezelfde samenvatting van het ras in Adam en in Christus is te vinden in 1Korinthe 15:22.
Door één mens. De nadruk ligt op één. Het feit dat dit woord twaalf maal voorkomt geeft er een extra nadruk aan. Twee enen, twee mensen, twee daden, twee pakketten gevolgen domineren deze passage, domineren elk individu, de geschiedenis, en bepalen de toestand en bestemming van het gehele ras. Er zijn slechts twee mensen, niet een derde. Is er een zodanige verbinding tussen één mens en het ras, dat we voor allen veilig kunnen stellen wat één heeft aangericht? De toepasbaarheid van dit betoog hangt af van de onveranderlijke en onontkoombare relaties die er tussen het ras en zijn respectievelijke hoofden bestaan. Afstamming en solidariteit van het ras zijn geen ontdekkingen van de moderne wetenschap. Dat de mensheid één is en dat allen met elkaar zijn verbonden als afstammelingen van het eerste paar, wordt ons aangetoond in Genesis. De wet van afstamming, die vele modernen erkennen, bevat in de kiem ieder principe dat in Paulus' bewering inhoudt dat de overtreding van die ene voorouder voor de nakomelingen tot gevolg had: onvermogen, veroordeling, en dood, net zoals die andere bewering dat door de gehoorzaamheid van de Ene het ras, waarvan Hij deel was komen uitmaken, begiftigd zal worden met leven en rechtvaardigheid.
Afstammingsaanhangers moeten niet in opstand komen tegen deze waarheid, die zo overeenkomstig is met de door hen erkende principes. Er zijn er een paar die stellen dat het wanstaltig is dat we ons zouden inlaten met en gehandicapt zijn door de zonde van één primitieve mens, maar die wel tevreden zijn met het feit dat hun tekortkomingen aan hen zijn overgedragen door de een of andere hypothetische aap-voorouder.
De verkrijging van zonde en dood uit Adam wordt door Paulus behandeld als een bekend en toegegeven feit, afgeleidt van het Genesisverhaal. De letterlijke nauwkeurigheid van het verhaal van de intrede van zonde wordt aangenomen en het hele betoog is er op gebaseerd. Het ras is één omdat het uit één voortsproot.
Adam wàs eens het ras. Het ras was in hem besloten en kon in hem gedood worden. Eva wordt hier niet genoemd, omdat het punt hier niet is wie er nu het eerst zondigde, maar hoe zonde universeel kon worden in de mensheid. Eva was de eerste die overtrad, maar autoriteit en leiderschap was niet aan haar gegeven. Het hoofd van de vrouw is de man, want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw is uit de man(1Kor. 11:3,8). Alleen het hoofd kon zonde in de wereld toelaten. Hij deed dat met de volle wetenschap dat het de keus betekende voor het schepsel in plaats van de Schepper. Adam werd niet verleid. Eva werd bedrogen(1Tim. 2.13). Hij luisterde meer naar de stem van zijn vrouw dan naar God. Het was een zware test, zelfs voor een onschuldig mens, en hij verkoos de gift boven de Gever. Hij was niet onwetend van de betekenis van zijn ongehoorzaamheid of van de straf daarvoor. Iedere zondaar maakt precies zulke keuzes. De aanbidding van de zondige mens is het logische onderwerp van Adam's keuze van het schepsel boven de Schepper, of de leugen boven de waarheid.
Christus' leiderschap van het ras brengt een werkelijke vleeswording als het Zaad van de vrouw met zich mee. Zijn autoriteit en leiding wordt niet afgeleid van haar. Het was onlosmakelijk in Hem aanwezig, in Wie de mensheid werd geschapen, Die Eerste is in alle dingen en in Wie alle dingen samenkomen. Een originele zowel als verkregen verbondenheid bindt de mensheid aan de Laatste Adam en geeft Hem de titel en geschiktheid voor de dienst van Middelaar.
Zonde is de wereld binnengekomen. Zonde wordt hier als een persoon voorgesteld en wordt gezien als een geheel. Ze komt binnen door één enkele overtreding. Zonde is wetteloosheid, het is falen en tekortkomen, gebrek aan eenvormigheid met de geopenbaarde wil van God. Adam's zonde was de weigering onderschikt te zijn aan God. Indien ik gehoorzaam ben aan God op negen-en-negentig punten en Hem niet gehoorzaam op één punt, dan zondig ik net zo als Adam dat deed. De gevolgen tonen aan dat geen enkele zonde onbeduidend is. Adam's ene zonde bracht wanorde en vernieling in een perfect geordende wereld. Het basis-idee van kosmos, wereld, is die van orde, systeem en schoonheid. Zonde is de vernieler van al deze. De eerste twee hoofdstukken van Genesis schetsen een herstelde en zondevrije wereld. Zonde kwam binnen als een vreemde kracht die tot dan toe buiten de vernieuwde wereld verbleef. Aandacht wordt gevestigd op de manier van haar intrede. Haar oorsprong is een vraagstuk dat altijd roept om een oplossing, maar het nu ter hand te nemen zou ons te ver afvoeren van ons onderwerp. Als Paulus er nu niet mee omgaat, waarom zouden wij het dan doen? De intrede en het vertrek van zonde is van groter belang. De te stellen vragen zijn: "Hoe kwam deze wrede ziekte over ons?" en "Hoe kunnen we er aan ontsnappen?" Zonde is geen noodzaak, maar is te wijten aan een misbruik van vrijheid. Het is een indringer die uitgewezen moet worden.
En door zonde de dood. Deze bewering zou vandaag de dag overdacht moeten worden, nu de ontkenning van zonde en dood, of het feit van de dood zelf, vrijwel algemeen is onder ongelovigen. We hoeven niet te discussiëren of Adam's zonde nu wel of niet de dood van de lagere schepselen ten gevolge had. Dat valt niet binnen het bereik van dit betoog, dat de grenzen van het onderwerp legt bij Adam en zijn nageslacht. De dood is de straf die over Adam werd uitgesproken voor zijn ongehoorzaamheid(Gen. 2:17; 3:19). Er zijn vele pogingen gedaan om de stem van de Dood, die grote prediker van de vernielingskracht van zonde, te doen zwijgen. "Er is geen dood" is een algemeen aanvaardde ontkenning van het feit dat zonde vernietigend werkt. Het feit te ontkennen of te minimaliseren dat de dood een straf is, is het doen verstommen van een stem die ons de enormiteit en rampzaligheid van zonde verkondigd, en, omgekeerd, daar waar zonde wordt gekleineerd, wordt de noodzaak van redding van zonde genegeerd. Deze ontkenning is gericht op het hart van het evangelie, want als er geen dood is, dan is Christus niet gestorven. Als Hij niet gestorven is, dan is Hij niet opgestaan. Als Christus niet werkelijk stierf voor onze zonden, en als Hij niet werd opgewekt, dan mag Hij wel een Leraar zijn geweest, maar redde Hij ons niet van zonde en dood. Laten we niet terugschrikken om in het lelijke gezicht van de Dood te kijken of te luisteren naar zijn aanhoudende en onophoudelijke gepreek over de gevolgen van zonde.
De mens probeert zijn instinctieve angst voor zijn grote vijand te stillen door redenaties over overleven en natuurlijke onsterfelijkheid, maar toch zijn ze daarin zelden succesvol. Meer recent hebben anderen beweerd dat de dood natuurlijk is en een noodzaak voor ieder levend organisme, en ze proberen dit te bewijzen met zulke argumenten als dat schepselen al onderschikt waren aan de dood voordat de mens kwam. Ze ontkennen dat zonde het gestel van de mens kon veranderen, zodat hij blootgesteld kon worden aan de dood. Maar dit verzoent hem niet met de dood. Onze instincten en de Schrift beweren dat de dood onnatuurlijk is en een schande. De dood is een straf, de straf die God uitsprak over zonde. Deze sombere visie werd enigszins verlicht door nu en dan voorkomende lichtflitsen in de Hebreeuwse geschriften, maar men moest wachten tot het evangelie kwam dat een overvloed aan licht werpt op leven en onvergankelijkheid, omdat het redding van zonde en dood proclameerde door de gekruisigde en verrezen Redder.
De tweede dood moet hier niet beschouwd worden. Die begint pas na de opstanding en het oordeel. Dat oordeel is gebaseerd op het persoonlijk gedrag van individuen(1:32). Door dit in dit vers binnen te brengen zouden we een toekomstig oordeel en veroordeling verwarren met de veroordeling die op alle mensen is gevallen, en die zowel de heilige als de zondaar in de dood zal brengen, totdat de Heer ons zal roepen en hen die dan leven en achter blijven levend zal maken. Paulus brengt alleen de gevolgen van zonde op Adam's nageslacht in zicht die op allen zijn overgedragen, namelijk zonde en dood, met het onvermijdelijk gevolg dat we zondigen.
Zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan. Deze clausule stelt dat zonde de overdracht van de dood van Adam tot op zijn verste nakomelingen veroorzaakte, terwijl de volgende clausule, waarop allen zondigden, het feit en de wijze van overdracht van zonde aan allen toont. Dit vraagt om een nadere overweging, die we in de volgende studie zullen geven.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 21, pagina 521. Uitgave van Concordant Publishing Concern
Voor meer delen uit deze serie, klik hier