Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 54
door D.H.Hough


De natiën er bij geënt
Romeinen 11:17,18

"17 Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen,
18 beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt; niet gij draagt de wortel, maar de wortel u. "
De beloften van God en de onthullingen over Zijn mededogen en genade worden voortdurend tegengesproken door wat wij zien en ervaren. Vele duizenden jaren geleden verklaarde God dat Israël Zijn heilige natie zou worden, apart gezet van de rest van de natiën, om groot te worden en een zegen te zijn voor anderen(Gen. 12:2 en Ex. 19:6). Paulus herinnerde aan deze beloften die in zijn dagen nog steeds niet vervuld waren, toen hij schreef:
"Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel heilig, dan ook de takken."
(Rom. 11:16)
Deze woorden zijn de uitdrukking van het volste vertrouwen in de beloften van God aan Israël. Maar in Romeinen 11:17 begint de apostel onmiddellijk met wat lijkt op een weerlegging van zijn eigen betoog.

17.

"Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen,"
De belofte is dat de takken heilig zijn(11:16), maar het feit is dat sommige van hen weggebroken zijn. En dat is niet alles dat ons, op het eerste gezicht, als tegensprekend zal opvallen. Zich richtend tot de andere natiën waarvan Israël werd afgescheiden, schrijft de apostel:
"en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen,"
(11:17b)
Heiligheid betekent: voor een speciale plek apart gezet worden in Gods doelstelling, maar hier vinden we Israël en de natiën gezamenlijk deel nemen aan de gunsten van God! Paulus' woorden lenend en aanpassend uit Galaten 4:15, zouden we kunnen vragen: "Waar is dan Israël's heiligheid?"

We weten allemaal wel iets van de spanningen tussen geloof en de huidige werkelijkheid, tussen wat God in Zijn Woord heeft gezegd ( "die ... het niet zijnde tot aanzijn roept" - Rom. 4:17) en wat gebeurt in de wereld om ons heen. Deze spanningen kunnen niet opgelost worden door ze te negeren of te proberen de feiten te verdoezelen. Dientengevolge is Paulus, in een poging om de zekerheid van Israël's redding te staven, voorzichtig door dit betoog tegen hem zeer serieus te nemen.

Het is waar, voor zover we vandaag kunnen zien is Israël niet een heilige natie. Wat beschreven wordt in Romeinen 11:16 wordt in de huidige tijd niet zichtbaar gemaakt. Door geloof weten we dat de heiliging van Israël een werk van God blijft, maar we kunnen het niet bewijzen door iets wat we zien.

Het is duidelijk dat de "takken" van vers 16 niet precies dezelfde zijn als de "takken" van vers 17. Dat wat heilig is zal niet weggebroken worden, en dat wat verwijderd is zal niet met dat waarvan het verwijderd is verenigd worden. In beide verzen is het woord "takken" een verwijzing naar Israël, maar de hele natie is inbegrepen in het eerdere vers, waarin Paulus bezig is met Gods onzichtbare werken, zowel in het verleden als in de toekomst, en in vers 17 is de apostel bezig met slechts een deel van Israël en richt hij de aandacht op een huidige en tijdelijke situatie. Paulus' algemene doel hier is aan te tonen dat sommige "takken" die weggebroken zijn, niet de belofte te niet kunnen doen dat alle takken heilig zullen zijn.

De verzen 17 tot en met 24 zijn niet een uitbreiding of ontwikkeling van de gedachte in 16b. Ze zijn eerder een overweging van belangrijk bewijsmateriaal tegen de vereisten van vers 16. De woorden "takken" en "wortel" komen in beide passages voor, maar zij worden op verschillende manieren gebruikt. De eerste passage houdt zich bezig met een belofte die door geloof aanvaard moet worden, en de tweede doet dat met zaken die nu van belang zijn, die inderdaad ook door geloof aanvaard moeten worden, maar veel gemakkelijker bevestigd kunnen worden door de ervaringen in onze levens.

Het interpreteren van de figuren.
Sprekend over het soort taal dat hier wordt gebruikt, schreef A.E.Knoch eens:

"Het punt dat benadrukt wordt in gelijkende figuren is dat ze afhankelijk zijn van ongelijkheid. Twee voorwerpen moeten ongelijk zijn in de hoofdzaak, maar gelijk in één of meerdere bijzonderheden, om een spraakfiguur te zijn. Onder geen voorwaarde moet de gelijkenis toegestaan worden voorbij te gaan aan deze bijzonderheden, anders wordt de spraakfiguur verbroken. Zo worden ook in gelijkenissen de opvallende punten benadrukt want veel detail kan bijgevoegd worden dat slechts het beeld compleet maakt."
(Keyword Concordance, pp.352,353)

De opvallende uitdrukking in deze gelijkenis is het woord "geënt", dat geïnterpreteerd wordt door de woorden "deel gekregen"(dit is in het Grieks één woord). Ook de andere termen zijn van belang, maar Paulus richt zich op het probleem van het gebrek aan heiligheid of verschil in Israël's huidige relatie met de andere natiën en in hun genieten van Gods zegeningen. De verzoening bevoordeelt de hele wereld en niet alleen Israël.

Toch is het goed de mogelijke betekenissen van de andere figuurlijke uitdrukkingen die hier gebruikt worden te overdenken. We hebben eerder al opgemerkt dat het woord "takken" de aandacht op Israël richt in een latere fase van hun ontwikkeling. De woorden "enkele van de takken" verwijzen naar die Israëlieten die in Romeinen 9:32 worden omschreven als struikelend over de steen des aanstoots, in 10:32 als "een koppig en tegensprekend volk" en in 11:7 als "de rest die verhard werden". Ze omvatte niet ieder individu, want er was een overblijfsel dat gelovig bleef, maar er waren er voldoende "weggebroken" om aan te geven dat de belofte van Israël's bijzondere plaats in Gods doelstelling nog niet was vervuld.

De uitdrukking "weggebroken" is er een waarbij we bijzonder voorzichtig moeten zijn ze niet te ver door te voeren; ze is van toepassing op heel de figuur en staat in contrast met het woord "geënt", maar het moet ons niet doen denken dat zelfs ongelovig Israël zo ver van de voordelen verwijderd is dat de natie als geheel nooit meer gered kan worden. De uitdrukking staat parallel aan de woorden "struikelen" in vers 11 en "verwerpen" in vers 15, waar iedere gedachte aan permanente verbanning uitgesloten wordt, net zoals in Romeinen 11:1,2. De mogelijkheid dat deze takken opnieuw geënt kunnen worden, wordt ook in vers 24 nadrukkelijk uiteengezet.

In zijn artikel genaamd "The Olive Tree,"(*) stelde A.E.Knoch dat het woord "gij" in de verzen 17-24 wijst naar de natiën van deze wereld. De apostel Paulus richtte zich voor het eerst op deze wijze in vers 13 tot de natiën(hoewel hij daar de meervoudsvorm van het woord "gij" gebruikte, denkend aan de vele natiën, en hij gebruikt het enkelvoudige "gij" nu door aan hen te denken als een eenheid), waar hij de zaak van de verzoening voorstelde. Dit is een zegen die door alle volken van de wereld genoten wordt, inclusief Israël, maar Paulus' punt in het schrijven aan de natiën is te benadrukken dat Israël geen enkele exclusieve of heilige rechten heeft op deze zegen.
(* Unsearchable Riches, vol. 30, p.215).

Dit wordt onderstreept door de natiën te bestempelen als "een wilde olijf." Eerder hadden ze niet vaak direct voordeel gehad uit welk van Gods speciale handelingen met de mensheid dan ook. Voor het overgrote deel gingen zij "hun eigen wegen"(Hand. 14:16), terwijl Israël apart gezet was voor het ontvangen van bepaalde goddelijke gunsten.

Toch, hoewel Israël lang een speciale plaats voor God had genoten, was deze status ernstig uitgesleten geraakt en nu dat God de gunst van de verzoening naar voren had gebracht, zien we dat het voor alle natiën samen is. Er is een gezamenlijk enten en een gezamenlijke deelneming van Israël en de andere natiën op gelijk niveau.

"dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen,... Zie, nu is het de tijd des welbehagens zie, nu is het de dag des heils"(2Kor. 5:19; 6:2)

Desondanks zal deze tijd niet eeuwig duren.

18.

"beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt; niet gij draagt de wortel, maar de wortel u!"
Door dit letterkundige middel van het aanschrijven van een onzichtbaar publiek, introduceert Paulus zijn lezers nu de oplossing van het onderhanden zijnde probleem. Hij suggereert dat door hun misbruik van de gunst van de verzoening, de natiën de weg plaveien voor het herstel van Israël in haar heilige en bevoorrechte positie.

Zelfs in Paulus' dagen waren de natiën al begonnen zichzelf groot te maken tegen Israël. "Het geheimenis van het evangelie"(Efe. 6:19), wat de boodschap van de verzoening is, ging gepaard met "het geheimenis van wetteloosheid," wat al in werking was toen Paulus aan de Thessalonicensen schreef(2Thess. 2:7). Vanaf het begin hebben de natiën overtreding op overtreding gestapeld, terwijl God voortgaat vrede uit te delen.

Een paar jaar nadat Paulus deze woorden schreef, vernietigden de legers van Rome Jeruzalem en de tempel. Ondanks het feit dat dit in overeenstemming was met Gods algemene doelstelling, was dit "groot maken" tegenover Israël toch een overtreding tegen God, iets wat in een andere bedeling Zijn zwaarste verontwaardiging opgeroepen zou hebben. Maar zelfs in dit geval rekent Hij de overtreding van de mens tegen hem niet aan.

In Romeinen 11:16 wijst het woord "wortel" naar het oude Israël. Die betekenis kan hier in vers 18 nog steeds in beeld zijn, hoewel er nieuwe bijbetekenissen werden toegevoegd. In het zichzelf groot maken tegenover Israël, beeldden de natiën zich in dat zij de voordelen hadden voortgebracht of verdiend die ze uit Gods hand genoten. Ze vergaten de weg waardoor zulke zegeningen als geloof en verwachting eerst door Israël naar hen toe stroomden en zij herkenden de band niet tussen hun huidige voorrechten en het offer van het Zaad van David(2Tim. 2:8). In dit alles maakt Paulus een toespeling op een einde aan de huidige tijd, die zo sterk gekarakteriseerd wordt door de verzoening.

Als gelovigen ligt ons belang in dit alles voornamelijk in de steun die het geeft aan het feit van Gods trouw. Wat Hij heeft gezegd, dat zal Hij ook doen, en zo doende zal Hij het grootste goed teweeg brengen. De huidige situatie, met al haar voordelen, is slechts tijdelijk, en deze dag van redding zal opgevolgd worden door iets dat op den duur zal bewijzen meer aanvaardbaar en aangenaam te zijn, zelfs voor de natiën. In de tussentijd overdenken we deze "onnaspeurlijke" wegen van God, we verheugen ons:

"O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! "
(Rom. 11:33-36)




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 75, pagina 187
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl