"10 Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods.
11 Want er staat geschreven: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven.
12 Zo zal dan een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God.
13 Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven.
14 Ik weet en ben overtuigd in de Here Jezus, dat niets uit zichzelf onrein is; alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein."
Christus is zowel onze Heer als onze Rechter(2Tim. 4:8), maar in Romeinen 14, net als elders in Paulus' brieven, worden deze ambten niet in een dreigende zin gepresenteerd, maar eerder in een heilzame zin, in verband met het evangelie. Ze komen voort uit het kruis. De dood en opstanding van Christus hebben onderwerpen als straf en oordeel opnieuw vorm gegeven, die inderdaad hun wortels hebben in de Hebreeuwse Schriften en ook op de oude manier uitgelegd kunnen worden, maar die nu gezien moeten worden in hun nieuwe omgeving. Onze Heer en Rechter wordt niet aan ons voorgesteld als Een Die verscheen in rook en vuur in de Sinaï, of als Iemand die Zijn vijanden sloeg in toorn, maar als Degene Die voor ons stierf en, voor ons pleitend, zit aan de rechterhand van God.
Het is niet dat het Oude Testament het fout zag, maar het liet niet de hele waarheid zien, en dat zou het ook niet gedaan kunnen hebben omdat Christus nog niet ten behoeve van ons was gestorven. De volle betekenis van toekomstig oordeel is nu, dankzij Christus' gehoorzaamheid, in een helderder licht ontvouwd. Dit is in het bijzonder waar voor ons die geloven, iets wat te zien valt door het feit dat noch toorn, noch oordeel een plaats heeft in onze toekomst(Rom. 5:9; 8:1). Maar zelfs zaken als "wraak" op ongelovigen(Rom. 12:19) en toekomstige verdrukking krijgen een nieuw karakter, anders dan hopeloosheid en wanhoop. Alle oordelen zullen positief van karakter zijn, en ze waren ook altijd zo bedoeld, zelfs wanneer dat doel niet onthuld was.
In het leren kennen van Christus als Heer genieten we één van de goede gevolgen van Gods genade. Tegelijkertijd beginnen we ons te realiseren dat ook Zijn werk als Rechter gebouwd is op wat aan het kruis is bereikt. Het is iets waar we terecht naar mogen uitkijken. Waar we ooit met wanhoop in de stem gezegd hebben: "Christus is Rechter", zeggen we nu met jubelende stem: "Christus is Rechter," en het verleggen van de nadruk maakt een wereld van verschil.
Hij die wil slaven voor Christus zal dat doen in de oprechte erkenning dat het een voorrecht is, wat zich uit in een vreugdevol hart. De onthullingen over de rechterstoel van God voegen alleen maar toe aan de geest van blijde verwachting die ons vervult. En daarbij trainen deze onthullingen ons in onze alledaagse banden met mede-gelovigen, om genadevol en met volle overtuiging bezig te zijn met wat God voor ons in petto heeft. Het is speciaal met dit aspect van ons dienstbetoon in gedachten(in liefde omgaan met onze broeders), dat Paulus schrijft:
"Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods."
Waarom zouden we niet onze mede-gelovigen oordelen en bestrijden? Het is omdat we allen samen op gelijk niveau zullen staan voor de rechterstoel(de Dais) van God, en het is omdat wij weten dat onze Heer Zelf de Rechter zal zijn, en Hij zal dat doen wat recht en goed is voor een ieder van ons.
In 1Korinthe 5:1-5 dringt Paulus er bij de broeders op aan hen die immoreel handelen te oordelen, maar hier in Romeinen 14 roept hij ons op een poging van een broeder om de Heer te eren niet te oordelen zonder enige overweging van zijn motivatie en niveau van volwassenheid in het geloof. Paulus richt zijn gedachten op hen die oordelen zonder de mogelijkheid om alle feiten te zien en op wie dat doen zonder een gevoel van eenheid met hun broeders, voor wie Christus stierf.
Het handhaven van gemeenschap met iemand die openlijk en voortdurend oneer over de vergadering van gelovigen brengt is fout. Maar zachtmoedigheid en geduld zijn wat we nodig hebben wanneer zij die zwak zijn in het geloof proberen de Heer te dienen op een manier die niet passend is bij de ontvangen boodschap van genade en liefde. We moeten hen niet verachten voor hun verkeerde inzichten, maar het aan de Heer overlaten deze zaken recht te trekken voor de Dais van God. Dan, in de tussentijd, wanneer de Heer de weg opent, mogen we de zwakke in het geloof aanspreken(Rom. 14:1) in een poging hen te helpen op weg naar een waardiger dienstbetoon.
Dit onderwerp van de rechterstoel zou op zich zeer wel een goede zaak voor bespreking zijn tussen hen die sterk zijn in het geloof en hen die nog steeds beheerst worden door de vereisten van de wet en de daarbij horende rituelen. De harmonie met het evangelie van genade wordt gezien in passages als 1Korinthe 4:1-5; 2Korinthe 4:13-5:15; Efeze 6:5-8 en in 1Thessalonicenzen 3:12,13. Wanneer gelovigen in liefde over zulke zaken met elkaar spreken, dan moet er wel een geestelijk voordeel in zitten.
In "Unsearchable Riches", jaargang 38, pag. 101-108, deelde broeder A.E.Knoch een paar gedachten met ons over dit onderwerp. Hij schreef:
"De sleutelwoorden die de Dais(rechterstoel) beschrijven zijn verlichting, openbaarmaking, kwijtschelding en applaus. Ze zijn nauw verbonden met oordeel, maar de angel is er uit gehaald. Ze vinden hun oorsprong niet in Gods toorn, zoals dat het geval is bij de ongelovigen, maar in Zijn heiligheid, die staat op de verwijdering van alles wat in de toekomst een potentiële bron van kwaad zou kunnen zijn. Hij zal de verborgen dingen van de duisternis en de overleggingen van het hart aan het licht brengen(1Kor. 4:5). De echte waarde van ons dienstbetoon zit hem in de er achter liggende motivatie, niet in kennelijk succes of falen. Als het alleen voor Zijn heerlijkheid is gedaan zal er zeker applaus op volgen. Maar is het op zichzelf gericht, dan zal het het vuur niet overleven. Toch zullen we blij zijn het te zien verdwijnen."(p. 103).
Daarom zien we dat de nadruk ligt op het positieve karakter van de Dais. Beloning voor trouw en het terzijde stellen van alles wat nutteloos is, brengen beide grote voordeel. Ons bewust zijn van deze kenmerken van de Dais helpt om onze houding en ons dienstbetoon ten opzichte van onze mede-gelovigen vorm te geven. Omdat de Dais ten goede is, zo zouden ook wij betrokken moeten zijn bij het goede voor hen met wie we verbonden zijn.
"Want er staat geschreven:
Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Here:
voor Mij zal alle knie zich buigen,
en alle tong zal God loven."
Om het weldadige karakter van de Dais uit te drukken, leent Paulus drie zinnen uit de Septuagintversie van Jesaja en voegt ze hier in deze nieuwe context in. De verklaring "Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Here" komt uit Jesaja 49:18, en Paulus gebruikt het hier in Romeinen 14 om te verwijzen naar Christus' ambten in Zijn opgestane en verhoogde leven. De verbinding zit hem in de woorden "Christus .... leeft" in Romeinen 14:9. Nu, en doorheen de komende aionen, voert de verhoogde Christus het werk uit van het vestigen en vervullen van Zijn heerschappij over allen. Romeinen 14:1-9 verbindt deze heerschappij met het huidige leven en dienstbetoon van de gelovige, terwijl de verzen 10 en 11 die heerschappij verbinden met de Dais en onze presentatie daar.
Door het citeren van Jesaja 49:18 herinnert Paulus ons er aan dat Christus alle karaktertrekken van het leven zal tentoonspreiden bij de Dais. Hij zal actief zijn, Hij zal bewust zijn van alle dingen, en Hij zal ten volle Zijn genadevolle gezindheid laten zien.
Het tweede citaat in Romeinen 14:11 is uit de Septuagint(LXX) van Jesaja 45:23, "Want voor Mij zal iedere knie buigen, en iedere tong zal God belijden!" Aangezien Paulus hier verwijst naar gelovigen, begrijpen we hem correct als we menen dat hij zegt dat iedere gelovige de heerschappij van Christus zal bevestigen en door dat te doen zullen we God belijden. Tot op bepaalde hoogt mogen we dat vandaag al doen, maar we zullen het pas ten volle kunnen voor de Dais. In Jesaja 45 zien we hoe allen die deel zullen nemen aan het komende koninkrijk, mee zullen doen in deze erkenning en lofprijzing. Dan, door het gebruiken van deze passage in Filippenzen 2:9-11, laat de apostel zien dat het uiteindelijk een universele toepassing zal hebben, "tot eer van God de Vader."
Dit zijn schitterende episodes in de ontwikkeling van Christus' heerschappij, en we jubelen zowel in verwachting over toekomstige episodes, als over het voorrecht van het nu al mogen erkennen van Christus' heerschappij. Het buigen en het erkennen, zowel nu als in iedere volgende stap, moet altijd uit het hart voortkomen, een reddende en levende erkenning dat Jezus Christus Heer is.
Zoals we gezien hebben is deze hartelijke erkenning van Christus' heerschappij, in essentie, een bijvalsbetuiging aan God Zelf. De laatste woorden van Filippenzen 2:11 maken dit duidelijk. Het leven van Christus is gericht op Gods heerlijkheid, en Zijn ambt als Rechter bij de Dais heeft direct dat doel.
"12 Zo zal dan een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God.
13 Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven."
Hoewel Christus de Rechter is, heeft Zijn werk en positie bij de Dais altijd de heerlijkheid van Zijn God en Vader in beeld. Daarom wordt de Dais hier aangeduid als "van God". De erkenning van Christus' heerschappij wordt beschreven als "bijvalsbetuiging aan God." Daarom heeft onze presentatie voor de Dais als doel dat iedereen "rekenschap geeft aan God." De brief aan de Romeinen heeft onze aandacht gericht op Gods rechtvaardigheid, macht en liefde. Op die manier heeft ze God helderder en echter onthuld dan ooit tevoren in de Heilige Schrift. Nu wordt ons verteld dat wij verantwoording af moeten leggen over onze daden voor Hem die niet Zijn eigen Zoon spaarde, maar hem voor ons allen overgaf.
Dat is zeker een verbazingwekkend vooruitzicht. Het ontneemt ons de adem. En toch, terwijl we sidderen bij de gedachte, kijken we ook uit naar deze presentatie vanwege wat wij nu geleerd hebben over God en wat Hij bereikt heeft in Christus Jezus. Moge die dag snel komen!
We kunnen op geen enkele wijze willen dat een broeder door ons struikelen zal. Hem onoplettend oordelen of hem verachten zonder werkelijk zijn motieven of de druk in zijn leven te kennen, zal leiden tot pijn en lijden, zowel voor hem als voor degene die oordeelt. Maar bovenal is het een falen om de ware voordelen van de Dais te waarderen.
De Dais van God is in volledige overeenstemming met onze roeping. Ze is ten voordele van ons, een genadevolle voorziening voor het helen van wonden en kwijt raken van wat niet ideaal is. Het zal geen tijd zijn voor het ophouden van de schijn, geven van uitbranders of verachten, van zelf-ophemelen, noch is het een tijd van bedekken of schuilen in schaamte. In plaats daarvan zal het een tijd zijn van het loslaten van trots en van de lasten van ons falen in de heerlijke vrijheid van het buigen voor onze liefhebbende Heer en het bevestigen van de grootheid van onze God en Vader.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 78, pagina 235
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier