Notities bij de brief aan de Romeinen
deel 76
door D.H.Hough


Vrede en opbouw.

Romeinen 14:19-21

"19 Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert.
20 Breek niet ter wille van spijs het werk Gods af; alles is wel rein, maar het is verkeerd voor een mens, als hij door zijn eten tot aanstoot is.
21 Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot. "
Redding van zulke vleselijke zaken als trots, jaloezie, boosheid en tweedracht is een van de grootste zegeningen die voor ons beschikbaar zijn in ons huidige leven. Gods kracht voor deze redding(en natuurlijk ook voor de toekomstige) wordt geleverd door het evangelie zelf(Rom. 1:16), zoals nu hier in de laatste hoofdstukken van Romeinen benadrukt wordt.

Door te geloven dat wij kosteloos gerechtvaardigd worden in Gods genade door de verlossing die is in Christus Jezus(Rom. 3;24), wordt ons denken en onze gezindheid bevrijd van zelf-gerichtheid in de vreugdevolle vrijheid van dankbaarheid en lofprijzing. Er is geen ruimte voor haat als we echt bezig zijn met Gods liefde in de dood van Zijn Zoon ten behoeve van ons(Rom. 5:8). Zij die de verzoening verkregen hebben zullen vrede met God hebben(Rom. 5:1,11). En op zijn beurt zal dit hen motiveren tot vredige houdingen en daden naar hen die rondom hen zijn.

19.

"Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert."
Ons idee over vrede is vaak eenvoudig een zaak van verwachten dat anderen in vrede met ons leven. Sommigen, echter, wensen echt vrede voor anderen. Maar Paulus gaat nog verder dan dat, wanneer hij ons opdraagt dát na te jagen wat vrede brengt. De woorden "zo" en "dan" tonen ons dat het najagen van vrede gebaseerd is op bepaalde zaken die al eerder genoemd zijn. Het is niet een verlangen naar vrede dat is gebaseerd op het een of ander humanitair concept, of op de een of andere filosofie van een mens, maar op een echte werking van vrede die voortkomt uit een specifieke motivatie en leidende kracht van God in ons.

In ons vorige artikel merkten we op dat God een koninkrijk, een heerschappij, heeft gevestigd in ons die geloven. Zoals Paulus schrijft in 2Korinthe 5:19, God plaatst in ons het woord der verzoening. Het zou in het geheel niet misleidend zijn om Romeinen 5:10 en 14:19 als volgt met elkaar te verbinden: "We zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon, en als gevolg daarvan jagen we datgene na wat vrede brengt."

Op gelijke wijze spaart God Zijn Zoon niet, maar geeft Hij Hem over voor ons allen, en genadevol schenkt Hij ons alles; als gevolg daarvan jagen wij daarom datgene na waarmee we elkander kunnen opbouwen(Rom. 8:32; 14:19). Wij zijn zo rijk in vrede en geestelijke kracht, en dit komt alleen vanwege Gods liefde en genade, dat we niet anders kunnen doen dan het goede te zoeken voor anderen.

Natuurlijk zullen anderen hier misbruik van maken, en ze zullen het zeker verachten als zwakte, maar daar gaat het hier niet om. We zullen proberen meer en meer te leven naar wat we zijn in Christus. Vandaar dat Paulus niet zegt dat wij de vrede en het opbouwen moeten, of zelfs zouden, najagen, maar hij zegt(letterlijk uit het Grieks): "Daarom jagen we de vrede en opbouwing na." Het gevolg van Gods genade in ons is dat we genadig worden, nee, niet van de ene dag op de andere, maar in een groeiproces naar volwassenheid.

Nogmaals, we mogen misschien geen positieve gevolgen zien in anderen, maar ook dat is niet waar het hier om gaat. De lange termijn en de korte termijn gevolgen van ons gedrag op anderen zijn in Gods handen. Maar voor onszelf zijn de gevolgen geheel en al voordelig. In het nadoen van God als geliefde kinderen(Efe. 5:1) worden onze geesten gezegend en ons geloof versterkt.

20, 21.

"Breek niet ter wille van spijs het werk Gods af; alles is wel rein, maar het is verkeerd voor een mens, als hij door zijn eten tot aanstoot is.
Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot."
"Dit zijn veilige testen die toepasbaar zijn op de omgang met onze mede-gelovigen. Zal het tweedracht uitlokken? Als dat zo is, laten we het dan vermijden. Zal het opbouwen? Indien niet, laten we er dan aan voorbijgaan. Vrede en opbouwing van anderen, zou de nadruk moeten hebben boven onze voorrechten....."
A.E.Knoch - Concordant Commentary, p.244.

Het eten van het juiste voedsel en(zelfs nog belangrijker) het vermijden van het verkeerde voedsel, was ooit van het grootste belang in het dienstbetoon door Gods volk. De geboden van Deuteronomium 12 en 14 maken dit heel duidelijk. En zelfs vandaag redeneren nog velen, dat als dit eens werd vereist, het nog steeds van kracht is. Ze zien maar zwakjes de veranderingen die gekomen zijn door het kruis van Christus en het evangelie van genade, dat aan Paulus was gegeven. En daarom moest Paulus heel eenvoudig zeggen:

"Nu zal wat wij eten, ons niet bij God brengen"
(1Kor. 8:8)
Niets is op zich verkeerd, want het koninkrijk van God si niet in eten en drinken.(Rom. 14:14,17).

De situatie is vandaag heel anders dan dat ze was voordat Paulus geroepen werd. Gods volk deed Hem genoegen door Zijn opdrachten te gehoorzamen, inclusief die welke betrekking hadden op voedsel. Wij zijn (niet langer, voor zover het de Joden onder ons betreft) onder zulke wetten, maar we kunnen God zeer wel een genoegen doen door af te zien van voedsel dat eigenlijk we volledig vrij zijn om te eten, omdat we niet willen dat onze daden een zwakkere broeder doen struikelen. Het is niet de wet van Mozes die ons voorschrijft om ons te onthouden van voedsel.

Het is eerder de genade die in Christus is die ons leidt; in sommige gevallen is dat het niet eten van bepaald voedsel(omdat het beter is voor anderen), in andere gevallen is het weer juist alles te eten wat ons wordt voorgezet(omdat het zeer opbouwend werkt).

Dit is het principe van genade, zoals het werkzaam is in onze levens. Natuurlijk gaat het verder dan andere zaken als eten en drinken en het vieren van dagen. We zullen broeders vinden die voelen dat, als we God een genoegen willen doen, er iets van ons gevraagd wordt in patronen van gebed en aanbidding, in vormen van goddelijk dienstbetoon en in onze houding tot en contacten met de wereld. Velen zullen de waarheid niet verstaan van dit goede nieuws:

"Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. "
(Rom. 8:38,39)

Daarom zal Romeinen 14:19-21 toegepast moeten worden op vele situaties. Het is een zeer behulpzame en praktische passage in de Schrift. Het is zo gemakkelijk verstrikt te raken in twisten over zaken als dopen en kerkelijk beheer. We staan zo snel in vuur en vlam over fouten van het onvolwassene, zowel in leer als in houding, dat we vergeten dat God genadevol en geduldig met ons bezig is. Als wij niet genadig omgaan met de onvolwassen broeder, hoe moet hij dan verder leren over genade?

Het is onze taak recht door zee voort te gaan met het verkondigen en leven van het evangelie. De boodschap van genade en vrede zal nooit iemand schaden. Ze kan niet een mede-gelovige doen struikelen, in de val doel lopen of verzwakken. En wanneer het in ons gedrag wordt tentoongespreid en door onze lippen verkondigd wordt, dan kan het niet anders doen dan allen met wie het in contact komt opbouwen.




Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 79, pagina 77
Uitgave van Concordant Publishing Concern

Voor meer delen uit deze serie, klik hier



www.schriftwoord.nl