|
"1 Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen.
2 Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing,
3 want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder.
4 Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden."
Het goddelijk dienstbetoon van een heilig leven, God genoegen doende, en van een vernieuwd denken, zoals beschreven in de laatste vijf hoofdstukken van Romeinen, vormt een hedendaagse redding voor alle gelovigen. Dit is het proces van "gered worden", wat voortvloeit uit het in geloof vasthouden aan het evangelie(1Kor. 15:3). Het is niet de voldongen redding die bereikt werd in Gods naderingsgift bij de dood van Zijn Zoon(Efe. 2:8; Rom. 5:8), hoewel het wel is gebaseerd op dat voltooide werk. Ook is het niet de toekomstige redding van toorn naar zoonschap, de verlossing van ons lichaam(Rom. 5:9,10; 8:23). hoewel het wel vooruitloopt op die komende heerlijkheid. Omdat we de redding grijpen die Christus voor ons heeft bereikt, en terwijl we vooruit kijken naar de heerlijke redding die in het verschiet ligt, worden we gered van veel van de wanhoop en vruchteloosheid van ons huidig leven. "Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken."
(Titus 2:11-14)
Zoals we al opmerkten bij Romeinen 14:23 moeten onze daden "uit geloof" zijn. Geloof is voor ons iets heel specifieks: het is geloven dat "Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is"(Rom. 5:8), en dat niets ons kan scheiden van deze liefde van God in Jezus, onze Heer(Rom. 8:38,39). Er zit kracht in dit goede nieuws dat we geloven, en deze kracht is zowel voor hedendaagse redding als voor die in de toekomst.
De zonden van zelfzucht en onze dolle inspanningen om onszelf te plezieren, zijn grote kwaden in deze aion. Maar hoe sterker ons geloof in Gods genade wordt, hoe meer we in staat zijn om te gaan met zulk falen.
"Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen."
Zij "die sterk zijn" zijn zij die voortgaan te geloven, die in hart en denken vasthouden aan wat Paulus zei toen hij het evangelie bracht(1Kor. 15:2). Zij zijn ten volle verzekerd dat wat God heeft gezegd over Zijn Zoon(Hij is bekwaam), voldoende is om het te volbrengen(Rom. 4:21). Zij worden niet geplaagd door twijfels over menselijke vereisten, zeer wel wetend dat "in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont"(Rom. 7:18), en dat "wat de wet niet vermocht,.... God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees"(Rom. 8:3).
Maar er zijn vele broeders van wie het geloof niet sterk is(Rom. 14:1). Zij zijn er niet ten volle van overtuigd dat ze om niet gerechtvaardigd worden in Gods genade, door de verlossing die is in Christus Jezus(Rom. 3:24) en ze zijn van mening dat er bepaalde voorwaarden(die zij in de Schrift vinden) over hen geplaatst zijn. Onder dezen in Rome waren er kennelijk die dachten dat ze bepaald voedsel moesten eten en ander moesten mijden en bepaalde dagen moesten vieren, zoals opgedragen in de wet van Mozes, om voor God aanvaardbaar te zijn.
Zij hadden het fout, maar het was een fout die ontsprong uit hun onwetendheid en vanuit onvolwassenheid, eerder dan uit trots of ambitie. En daarom vermeed Paulus het om zwaar tegen hen in te gaan en concentreerde hij zich op de gelegenheid die hun zwakte hen bood om "bekwaam" te zijn. Zij die sterk zijn in geloof zouden hun geloof moeten tonen in hun houding en daden. Later zou Paulus het zo zeggen:
"Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.
"
(Kol. 3:12,13)
De Heer had Zijn discipelen geleerd: "Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.
"
(Matt. 7:12)
Als dat de "gulden regel" is(zoals ze terecht genoemd wordt), dan geeft Kolossenzen 3:13 ons de "diamanten regel", zoals door de verrezen Christus werd onthuld aan Paulus.
"Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo."
We doen voor de ander, omdat God, in Christus, goed aan ons gedaan heeft(Efe. 4:32). Dit is precies waar Romeinen 15:1-4 over gaat.
"Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing."
In 2Korinthe 5:14,15 lezen we dat de liefde van Christus ons dringt zo te leven dat we Hem een genoegen doen. Te weten dat Hij Zichzelf over gaf ten behoeve van ons, dringt ons het goede voor anderen te zoeken. Te realiseren dat God zodanig voor ons is dat Hij zelfs niet Zijn eigen Zoon spaarde, maar Hem over gaf voor ons allen(Rom. 8:31,32), leidt ons er toe zelfs onze vrijheid te beperken, als dat onze broeders ten goede komt. Zulk een verwezenlijking is kennis in actie, een bewustzijn dat vertaald wordt in liefde.
"Kennis [op zich] blaast op. Er is een uit trots geboren tendens om een show te maken van onze vrijheid in Christus, maar genade overdenkt het zwakke meer dan het sterke. Indien er vrede moet zijn en eenheid, dan moet die voortkomen uit het buigen van hen die bekwaam zijn, sterk in het geloof. De zwakke in het geloof wordt niet gevraagd te buigen voor de sterke."
(A.E.Knoch-Concordant Commentary, p.244)
Wat is dan dit goede nieuws dat we geloven?
Het werd ons gepresenteerd in Romeinen 3:21-8:39, maar nu komt het nogmaals naar voren in Romeinen 15.
"want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder."
"...Christus is in deze het meest schitterende voorbeeld, net als elders. Wat een prachtige buiging liet Hij zien in Zijn omgang met Zijn discipelen, wier zwakheid en gebrek aan geloof een voortdurende bron van zorg voor Hem was! Als Hij de grote afgrond tussen Hem en Zijn discipelen kon overbruggen, dan kunnen wij toch wel omgaan met hen wier zwakheden we allemaal in ons meedragen?"
(A.E.Knoch - Concordant Commentary, p.244)
Christus zocht nooit Zijn eigen plezier, en dit kan telkens weer aangetoond worden uit de verslagen van Zijn bediening. Maar Zijn grootste buiging was op Golgotha, waar Hij ten behoeve van ons Zijn leven over gaf.
Hoofdstuk 15, de verzen 1 tot en met 5, is voor Romeinen wat hoofdstuk 4, vers 32, is voor Efeze en hoofdstuk 3, vers 13, is voor Kolossenzen. Wij leren, zodra we gaan geloven en ons de diepten van Gods genade in de het geschenk van Zijn Zoon realiseren, ons eigen genoegen terzijde te stellen en het goede voor onze bekenden te zoeken.
Toen Christus Israël diende, was er een voortdurende verwerping van Zijn boodschap, in het bijzonder waar het verband hield met Zijn aanstaande dood, wat zeker een verwijt tegen God was. Dit alles viel op onze Heer, uitmondend in Zijn kruisiging. En het is voor ons niet moeilijk om onszelf te zien in de zelfgerichte ambitie van Jacobus en Johannes(Marc. 10:35,37), de ontkenning van Petrus en zelfs in het verraad van Judas. Ook wij zouden mogelijk onze afkeer hebben getoond tegen God vanwege daden als deze. In ieder geval zijn we in onszelf oneerbiedig en onrechtvaardig(Rom. 1:18), en zelfs nadat we zijn gaan geloven hebben we vaak op de een of andere manier Gods manier van werken en Zijn waarheid afgewezen en tegengesproken. Al deze afwijzingen vallen op Christus en de meeste maken deel uit van die lading zonde die Hij aan het kruis genageld droeg.
Paulus citeert hier uit Psalm 69:9, en veel van deze Psalm wijst inderdaad vooruit uit Davids ervaringen naar die van Christus in Zijn lijden en dood.
"Talrijker dan de haren van mijn hoofd zijn zij die mij zonder oorzaak haten"
(Psalm 69:4)
" Wie in de poort zitten, praten over mij, en een spotlied van drinkers."
(Psalm 69:12)
" Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken."
(Psalm 69:21)
En zo wordt Psalm 69:9 hier in Romeinen 15:3 gebruikt om ons er aan te herinneren dat alle verachting en belachelijk maken en haat van heel de mensheid tegen God op Christus viel, en toe Hij stierf werd dit allemaal weggedragen. Dit geeft iets weer van de betekenis dat Christus niet Zichzelf genoegen deed, maar Zichzelf over gaf ten behoeve van Zijn vijanden. Wat een krachtige boodschap! Geen wonder dat het werkt in de gelovige, ieder van ons motiverend om het goede te zoeken voor elkander!
We hebben bemerkt dat Paulus frases en uitdrukkingen gebruikt uit Romeinen 1 tot 8 (waar hij het evangelie voorstelde) in het latere deel van Romeinen(waar hij laat zien hoe het goede nieuws ons kracht geeft voor ons waardig dienstbetoon en wandel). Daarbij leent de apostel vaak uit het Oude Testament, zoals hij hier gedaan heeft in Romeinen 15:3, om zo zijn evangelie meer levend en memorabel te presenteren. Hij had als de jonge Saulus deze geschriften moeten leren, maar als de apostel Paulus leerde hij ze kennen als een echte vreugde, met grote diepten van betekenis. Nu, in Romeinen 15:4, geeft hij kort commentaar op de waarde die deze oude geschriften voor ons vandaag hebben.
"Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden."
De sleutelwoorden die hier de waarde van het Oude Testament beschrijven zijn "volharding", "vertroosting" en "verwachting". Wat David en Mozes over Israël schreven presenteren en illustreren deze thema's ideaal. Als wij er over nadenken, dan leren we uithoudingsvermogen, troost, en verwachting. Daarom zijn deze oudere geschriften "ons tot onderricht geschreven."
Wat David schreef in Psalm 69 leert ons uithoudingsvermogen, omdat hij zware rampspoed te verduren kreeg, en meer nog omdat zijn woorden vooruit wezen naar de volharding van Christus onder het lijden op Golgotha. Er zit ook troost in deze passage, in het bijzonder in haar toepassing op Christus als de Drager van de verwijten van de mens. Indien anderen ons onterecht verwijten maken, dan weten we dat de Heer ze al heeft weggedragen aan het vloekhout. En dan, indien wij anderen in boosheid en kleinzieligheid verwijten hebben gemaakt, of, nog erger, indien wij God verwijten hebben gemaakt door onze gedachten, woorden of daden, en ongeduld getoond hebben of ongenoegen geuit over Zijn wegen, dan worden we getroost in ons berouw door te weten dat Christus ook deze zonde van ons weggedragen heeft.
Wanneer we het getuigenis van de Heilige Schrift toepassen op onze eigen ervaringen en volharding winnen en getroost worden, dan merken we dat onze verwachting sterker wordt. Het leven van de gelovige wordt gevormd door wat hij gelooft, en de voordelen van volharding, vertroosting en verwachting worden aangescherpt. Dit neemt toe als hij nadenkt over de woorden van de Psalmen of de oude profeten, in het bijzonder als zij vooruit wijzen naar Christus, Die er niet op uit was Zichzelf te behagen.
Dit artikel is afkomstig uit U.R.Magazine, jaargang 79, pagina 165
Uitgave van Concordant
Publishing Concern
Voor meer delen uit
deze serie, klik
hier
|
|