|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 Na deze dingen nu wijst* de Heer ook twee-en-zeventig anderen aan en Hij vaardigt* hen af, respectievelijk twee aan twee, vóór Zijn gezicht, tot in elke stad en plaats waar Hij op het punt Zelf stond binnen te komen.
-
[Commentaar]
2 Hij nu zei tot hen: "De oogst is inderdaad veel, maar de werkers zijn weinig. Smeekt dan de Heer van de oogst, zodat Hij werkers zou uitdrijven tot in Zijn °oogst.
3 Gaat heen! Neem waar! Ik vaardig jullie af als lambokjes te midden van wolven.
[Commentaar]
4 Draagt toch geen geldbuidel, toch geen reiszak, ook geen schoeisels, en jullie zouden niemand op de weg groeten.
[Commentaar]
5 En tot in welk woonhuis ook jullie binnen zullen komen, zegt eerst: 'Vrede voor dit °huis!'
6 En in het geval dat daar een zoon van vrede zal zijn, op hem zal jullie vrede rusten. Indien niet, zal hij zeker op jullie terugkomen.
7 Blijft echter in het zelfde woonhuis, de dingen bij hen etend en drinkend. Want de werker is zijn °loon waardig. Gaat toch niet verder van woonhuis tot in woonhuis.
[Commentaar]
8 En tot in welke stad ook jullie ook maar zullen binnenkomen en zij jullie zullen ontvangen, eetm de dingen die aan jullie voorgezet worden.
9 En geneesm in haar de zwakken en zegt tot hen: 'Het koninkrijk van ° is aan jullie genaderd.'
10 Maar tot in welke stad jullie ook maar zullen binnenkomen en zij jullie toch niet zullen ontvangen, zegt, uitkomend tot in haar °pleinen:
11 'Ook het stof aan onze voeten vanuit jullie °stad, dat aan ons gehecht wordt, vegen wij tot jullie af. Weten jullie evenwel dit: dat het koninkrijk van ° op jullie genaderd is.'
12 Ik nu zeg tot jullie dat het voor in die °dag draaglijker zal zijn dan voor die °stad.
[Commentaar]
13 Wee jou, , wee jou, , want indien in en de machten waren gebeurd die in jullie gebeuren, zij zich ooit, lang geleden, zouden bezinnen*, zittend in zak en as.
[Commentaar]
14 Evenwel zal het voor en voor draaglijker zijn in de beoordeling dan voor jullie.
15 En jij, , jij zal toch niet verhoogd worden tot in de hemel? Tot het zal jij neergedaald gemaakt worden!
16 Die van jullie hoort, hoort van Mij en die jullie afwijst, wijst Mij af. Die Mij nu afwijst, wijst af Die Mij afvaardigt*."
17 De twee-en-zeventig nu keren* met vreugde terug, zeggend: "Heer! Ook de demonen worden in Uw °naam aan ons onderschikt!"
[Commentaar]
18 Hij nu zei tot hen: "Ik aanschouwde de als een bliksemflits vanuit de hemel vallend.
19 Neem waar! Ik heb aan jullie de autoriteit gegeven om te treden bovenop slangen en schorpioenen en over al de macht van de vijand. En niets zal jullie beschadigen.
20 Evenwel: verheugt je in deze toch niet dat de geesten aan jullie onderschikt worden, maar verheugt je dat jullie °namen ingeschreven zijn in de hemelen."
-
21 In dit °uur jubelt* Hij in de heilige °geest en zei: "Ik juich U toe, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen vanaf wijzen en intelligenten verhult* en U ze onthult* aan onmondigen. Ja, Vader, dat het zo een welbehagen werd, vlak voor U.
[Commentaar]
22 En Zich kerend naar de leerlingen, zei Hij: "Alles werd aan Mij door Mijn °Vader overgeleverd. En niemand weet wie de Zoon is dan de Vader en wie de Vader is dan de Zoon en aan wie de Zoon van plan is Hem te onthullen*."
-
23 En Zich kerend naar de leerlingen zei Hij onder elkaar: "Gelukkig de ogen die de dingen bekijken die jullie bekijken.
24 Want Ik zeg tot jullie dat vele profeten en koningen de dingen willen* waarnemen die jullie bekijken en zij nemen* niet waar, en van Mij de dingen te horen* die jullie horen en zij horen* niet."
25 En neem waar, een zekere wetgeleerde stond op, om Hem uit te proberen, zeggend: "Leraar! Wat moet ik doen* opdat ik aionisch leven als lotbezit zou ontvangen?"
-
[Commentaar]
26 Hij nu zei tot hem: "Wat is geschreven in de wet? Hoe lees jij?"
27 Deze nu, antwoordend, zei: "Jij zal de Heer, jouw °, liefhebben vanuit heel jouw °hart en in heel jouw °ziel en in heel jouw °sterkte en in heel jouw denkwijze, en jouw °naaste als jezelf."
-
28 Hij nu zei tot hem: "Jij antwoordde op correcte wijze. Doe dit en jij zal leven."
29 Maar hij, willend zichzelf te rechtvaardigen*, zei tot °: "En wie is van mij de naaste?"
30 Dit nu opvattend, zei °: "Een zeker mens daalde af vanaf tot in en hij belandt* te midden van rovers. En hem uitkledend* en slagen op hem plaatsend, kwamen zij weg, hem achter latend, half dood ten deel vallend.
31 Toevallig nu daalde een zekere priester af op die °weg, en hem waarnemend ging hij aan de overkant voorbij.
32 Evenzo nu komt ook een et op de plaats. En hem waarnemend ging hij aan de overkant voorbij.
33 Een zekere nu, onderweg zijnde, kwam ook bij hem. En hem waarnemend wordt hij met mededogen bewogen*.
34 En naar hem toe komend zwachtelt* hij zijn °wonden, er olie en wijn op gietend. Hem nu doen opstijgend* op het eigen °beest, leidde hij hem tot in een herberg en verzorgde hem.
35 En in de morgen, uitkomend, geeft* hij, twee denariën uithalend, aan de herbergier en zei tot hem: 'Verzorg hem en in het geval u ook iets zou uitgeven, zal ik het u bij mijn terugkomst betalen.'
36 Wie dan van deze °drie, denkt u, is de naaste geworden van die tot in de handen van rovers was gevallen?"
37 Deze nu zei: "Die de ontferming met hem doet*!" ° nu zei tot hem: "Ga en doe jij evenzo."
38 En bij hun gaan nu kwam Hij een dorp binnen. En een zekere vrouw, een zekere met de naam , ontvangt* Hem gastvrij in haar °woonhuis.
[Commentaar]
39 En er was bij deze een zuster, genaamd , die ook ernaast gezeten was aan de voeten van de Heer en Zijn °woord hoorde.
40 ° nu werd afgeleid door haar vele bediening. Er nu bij staande*, zei zij: "Heer, deert het U niet dat mijn °zuster mij alleen liet om te bedienen? Zeg dan tot haar dat zij mij te hulp zal komen."
41 En antwoordend zei de Heer tot haar: ", , jij bent bezorgd en jij bent rumoerig aangaande vele dingen.
42 Van weinig nu is er behoefte dan aan één. Want kiest* het goede deel uit, dat niet van haar afgenomen zal worden."
Terug naar de index.
Naar Lucas 11
|
|