|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 Het feest nu van de ongezuurde broden, dat wordt genoemd, naderde.
[Commentaar]
[Commentaar]
2 En de hogepriesters en de schriftgeleerden zochten hoe zij Hem uit de weg zullen ruimen, want zij vreesden het volk.
3 nu kwam binnen tot in , die wordt genoemd, zijnde vanuit het getal van de twaalf.
-
[Commentaar]
[Commentaar]
4 En wegkomend spreekt* hij samen met de hogepriesters en officieren, hoe hij Hem aan hen zal overleveren.
5 En zij verheugden zich en zij kwamen overeen aan hem zilvergeld te geven*.
6 En hij stemt* in en zocht een goede gelegenheid om Hem, niet met een schare, aan hen over te leveren*.
7 Nu kwam de dag van de ongezuurde broden, waarvoor het geslacht moest worden.
[Commentaar]
[Commentaar]
8 En Hij vaardigt* en af, zeggend: "Gegaan zijnde, maakt voor ons het gereed, opdat wij zullen eten.
[Commentaar]
9 Zij nu zeggen* tot Hem: "Waar wil U dat wij het Pascha gereed zouden maken om te eten?"
10 Hij nu zei tot hen: "Neem waar! Bij jullie binnenkomen tot in de stad, zal jullie een mens tegemoet komen, een aarden waterkruik dragend. Volgt> hem tot in het woonhuis waarin hij binnen gaat.
[Commentaar]
11 En jullie zullen tot de huiseigenaar van het woonhuis uitspreken: 'De Leraar zegt tot u, zeggend: Waar is Mijn °uitspanning waar ook maar Ik het met mijn leerlingen zal eten?'
12 En die mens zal jullie een grote bovenzaal tonen, gespreid zijnde. Maakt het daar gereed."
13 Wegkomend nu vonden zij zoals Hij tot hen had uitgesproken. En zij maken het gereed*.
14 En toen het uur kwam, leunde Hij achterover aan tafel en de twaalf afgevaardigden samen met Hem.
[Commentaar]
15 En Hij zei tot hen: "Met begeerte begeer* Ik dit ° met jullie te eten, vóór Mijn °lijden.
[Commentaar]
16 Want Ik zeg tot jullie dat Ik er zeker niet van zal eten, totdat het ook vervuld zal worden in het koninkrijk van °."
17 En de drinkbeker ontvangend*, dankend*, zei Hij: "Neemt deze en verdeelt het onder jullie.
18 Want Ik zeg tot jullie dat Ik vanaf nu zeker niet van het voortbrengsel van de wijnstok zal drinken, totdat het koninkrijk van ° zal komen."
19 En brood nemend, dankend*, breekt* Hij het en geeft* het aan hen, zeggend: "Neemt, dit is Mijn °lichaam, het ten behoeve van jullie gegeven wordende. Doem dit tot Mijn °terugdenken."
[Commentaar]
20 En op dezelfde wijze de drinkbeker, na het avondmaaltijd houden*, zeggend: "Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn °bloed, dat ten behoeve van jullie vergoten wordt.
21 Evenwel, neem waar! De hand van die Mij overlevert is met Mij op de tafel,
[Commentaar]
22 want de Zoon van de mens vergaat inderdaad overeenkomstig het bepaald zijnde. Wee evenwel die °mens door wie Hij wordt overgeleverd."
23 En zij beginnen* onder elkaar te discussiëren over wie van hen het moge zijn die op het punt staat dit te verrichten.
[Commentaar]
24 En er kwam ook rivaliteit onder hen, wie van hen de grotere schijnt te zijn*.
[Commentaar]
25 Hij nu zei tot hen: "De koningen van de natiën zijn hun heer en die autoriteit over hen hebben worden weldoeners genoemd.
[Commentaar]
26 Maar jullie niet zo. Maar de grotere onder jullie, laat hem worden als de jongere en de leidinggevende als de bedienende.
27 Want wie is groter, de aan tafel aanliggende of de bedienende? Is het niet de aan tafel aanliggende? Ik nu ben in jullie midden als de Bedienende!
-
[Commentaar]
28 Jullie nu zijn het die voortdurend bij Mij gebleven zijn in Mijn °beproevingen.
[Commentaar]
29 En Ik maak een verbond met jullie zoals Mijn °Vader met Mij een koninkrijksverbond maakte,
30 opdat jullie zullen eten en jullie zullen drinken aan Mijn °tafel in Mijn °koninkrijk. En jullie zullen zitten op tronen, de twaalf stammen van ° oordelend."
31 De Heer nu zei: ", , neem waar! De eist* jullie op om jullie te ziften* als het graan.
[Commentaar]
[Commentaar]
32 Ik nu smeekte* aangaande jou opdat jouw °geloof toch niet zal wegvallen en jij, eens omkerend*, jouw °broeders standvastig maakt."
[Commentaar]
33 Hij nu zei tot Hem: "Heer! Met U ben ik gereed ook tot in de cel
en tot in de dood te gaan."
34 Hij nu zei: "Ik zeg tot jou, : de haan zal vandaag toch niet kraaien, totdat jij drie maal zal verloochenen Mij waargenomen te hebben."
35 En Hij zei tot hen: "Wanneer Ik jullie afvaardig*, niet met geldbuidel en reiszak en shoeisels, hebben* jullie iets tekort?" Zij nu zeggen*: "Aan niets."
[Commentaar]
36 Hij nu zei tot hen: "Maar nu, die een geldbuidel heeft, laat hem die oppakken, evenzo ook een reiszak. En die niet heeft, laat hem zijn °bovenkleding verkopen en laat hem een zwaard kopen!
37 Want Ik zeg tot jullie dat dit, wat werd geschreven, in Mij tot een einde gebracht* moet worden: 'En met de wettelozen wordt Hij gerekend*.' Want ook het Mij aangaande heeft een einde."
[Commentaar]
38 Zij nu zeggen*: "Heer! Neem waar, hier zijn twee zwaarden." Hij nu zei tot hen: "Het is toereikend."
39 En uitkomend, ging* Hij, overeenkomstig de gewoonte, tot op de . Hem nu volgen* ook de leerlingen.
-
[Commentaar]
[Commentaar]
40 Nu op de plaats komend, zei Hij tot hen: "Bidt toch niet binnen te komen tot in beproeving."
[Commentaar]
41 En Hij wordt van hen losgerukt*, ongeveer een steenworp afstand, en de knieën plaatstend bad Hij,
[Commentaar]
42 zeggend: "Vader! Indien U van plan bent, breng deze °drinkbeker van Mij weg. Evenwel, laat niet Mijn °wil gebeuren, maar de Uwe, laat hem gebeuren."
43 Nu werd door Hem een boodschapper vanaf de hemel gezien, Hem versterkend.
44 En in een innerlijke strijd komend, bad Hij intenser. En Zijn °zweet werd alsof stolsels van bloed, neerdalend op de aarde.
[Commentaar]
45 En opstaand* vanaf het gebed, naar de leerlingen toe komend, vond Hij hen ter ruste liggend van de droefheid.
46 En Hij zei tot hen: "Waarom sluimeren jullie? Staat* op, bidt opdat jullie toch niet in beproeving zullen komen!"
47 Terwijl Hij nog spreekt, neem waar, een schare! En die genoemd wordt, één van de twaalf, kwam vóór hen uit en hij nadert* ° om Hem te kussen*.
[Commentaar]
48 En zei tot hem: "! Lever jij de Zoon van de mens over met een kus?"
[Commentaar]
49 Die nu rond Hem zijn, waarnemend wat zal gebeuren, zeggen* tot Hem: "Heer, zullen wij met het zwaard slag geven?"
[Commentaar]
[Commentaar]
50 En één iemand vanuit hen geeft* de slaaf van de hogepriester een slag en hij slaat* van hem het oor af, het rechter.
51 Antwoordend nu zei °: "Laat het hierbij." En de oorschelp aanrakend* maakt* Hij hem gezond.
52 nu zei tot de hogepriesters en officieren van de gewijde plaats en oudsten die op Hem aan komen: "Als op een rover komen* jullie uit, met zwaarden en stokken?
[Commentaar]
[Commentaar]
53 Bij Mijn dagelijks bij jullie zijn in de gewijde plaats strekten* jullie de handen niet naar Mij uit, maar dit is jullie °uur en de autoriteit van de duisternis."
-
-
54 Hem nu tezamen grijpend, leidden zij Hem weg. En zij leidden Hem naar binnen, tot in het woonhuis van de hogepriester. ° nu volgde veraf.
[Commentaar]
55 En rondom vuur aanstekend* in het midden van de hof en samen gezeten* zijnde, zat ° in hun midden.
[Commentaar]
[Commentaar]
56 Een zeker dienstmeisje nu, hem waarnemend, zittend bij het licht, en aandachtig naar hem kijkend*, zei: "Deze was ook samen met hem."
57 Hij nu ontkent*, zeggend: "Vrouw, ik heb Hem niet waargenomen!"
58 En na een beetje tijd zei een ander, hem waarnemend, met nadruk: "Ook jij bent vanuit hen!" ° nu zei met nadruk: "Mens, ik ben het niet!"
59 En na een tussenruimte van ongeveer één uur beweerde iemand anders met stelligheid, zeggend: "Naar waarheid, ook deze was met hem, want ook hij is een Galileeër."
60 ° nu zei: "Mens, ik heb niet waargenomen wat jij zegt!" En ogenblikkelijk, nog bij zijn spreken, kraait* een haan.
61 En Zich omkerend kijkt* de Heer ° aan en ° wordt de uitspraak van de Heer in herinnering gebracht*, hoe Hij tot hem zei: "Voordat vandaag een haan kraait*, zal jij Mij driemaal verloochenen."
[Commentaar]
62 En naar buiten uitkomend huilt* ° op bittere wijze.
63 En de mannen die ° samendrukken bespotten Hem, Hem afranselend.
[Commentaar]
64 En Hem rondom bedekkend* sloegen zij Hem in het gezicht en zij stelden Hem een vraag, zeggend: "Profeteer*! Wie is het die u raakt*?"
65 En vele andere dingen zeiden zij lasterend tot Hem.
66 En toen het dag werd, werd de raad van oudsten van het volk verzameld, bovendien hogepriesters en schriftgeleerden. En zij leidden Hem weg tot in hun °, zeggend:
[Commentaar]
[Commentaar]
67 "Indien u de bent, zeg het tot ons." Hij nu zei tot hen: "In het geval Ik het jullie zal zeggen, zouden jullie het toch niet geloven.
-
68 In het geval nu dat Ik zou vragen, zullen jullie Mij zeker niet antwoorden of zouden jullie loslaten!
69 Maar vanaf nu zal de Zoon van de mens gezeten zijn aan de rechterkant van de macht van °."
70 Zij nu allen zeggen: "Bent u dan de Zoon van °?" En Hij nu zei met nadruk tot hen: "Jullie zeggen zelf dat Ik het ben."
71 Zij nu zeggen*: "Wat hebben wij nog behoefte aan een getuigenverklaring? Want wij horen* het zelf uit zijn °mond!"
Terug naar de index.
Naar Lucas 23
|
|