|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 Daar Hij immers al Zijn °uitspraken vervult* tot in de gehoorgangen van het volk, kwam Hij binnen.
[Commentaar]
2 Een zekere slaaf nu van een hoofdman over honderd, die door hem in ere werd gehouden, een kwaal hebbend, stond op het punt te overlijden.
[Commentaar]
3 Nu horend* aangaande °, vaardigt* hij oudsten van de Joden naar Hem af, Hem vragend, zodat Hij, komend, Hij zijn °slaaf zou behouden.
4 Dezen nu, bij ° aankomend, roepen* Hem op ijverige wijze op, zeggend: "Waardig is hij aan wie U dit zou verschaffen,
5 want hij heeft onze °natie lief en hij bouwt* voor ons de synagoge."
6 ° nu ging samen met hen. En als Hij nog niet ver weg is vanaf het woonhuis, zendt* de hoofdman over honderd vrienden naar Hem toe, tot Hem zeggend: "Heer, vermoei U toch niet, want ik ben niet toereikend dat U onder mijn °dak zal binnenkomen.
7 Daarom acht* ik mijzelf ook niet waardig om naar U toe te komen. Maar zeg een woord en en mijn °jongen zal gezond gemaakt worden!
8 Want ook ik ben een man die onder autoriteit is verordend geworden, onder mijzelf soldaten hebbend. En ik zeg tot deze: "Ga!" en hij gaat, en tot een andere: "Kom!" en hij komt, en tot mijn °slaaf: "Doe dit!" en hij doet het."
9 Deze dingen nu horend*, verwondert* ° Zich over hem, en Zich kerend tot de Hem volgende schare, zei Hij: "Ik zeg tot jullie, Ik vond zelfs in ° niet zó veel geloof!"
10 En terugkerend* tot in het huis vonden die gezonden werden de zwak zijnde slaaf gezond.
11 En het gebeurde in de volgende reis. Hij ging tot in een stad die genoemd wordt, en samen met Hem gingen* Zijn °leerlingen, aanzienlijk velen, en een talrijke schare.
[Commentaar]
12 Als Hij nu tot de poort van de stad nadert*, neem waar, een gestorven zijnde werd uitgehaald, de enigverwekte zoon van zijn °moeder. En zij was weduwe. En een aanzienlijke schare uit de stad was samen met haar.
13 En haar waarnemend wordt de Heer met mededogen over haar bewogen* en Hij zei tot haar: "Huil toch niet!"
14 En er naar toe komend raakt* Hij de baar aan. De dragers nu staan* en Hij zei: "Jongeling! Tot jou zeg Ik, word gewekt!"
15 En de dode gaat rechtop zitten* en begint* te spreken. En Hij geeft* hem terug aan zijn °moeder.
16 Vrees nu nam allen en zij verheerlijkten °, zeggend: "Een grote profeet werd in ons gewekt," en "° ziet* om naar Zijn °volk!"
17 En dit °woord aangaande Hem kwam uit in heel ° en heel de omliggende streek.
18 En zijn °leerlingen berichten* aan aangaande al deze dingen.
[Commentaar]
[Commentaar]
19 En twee zekere van zijn °leerlingen bij zich roepend*, zendt* ze naar °, zeggend: "Bent U de Komende, of zullen wij een andere verwachten?"
[Commentaar]
20 En bij Hem nu aankomend zeggen* de mannen: " de Doper vaardigt* ons af naar U toe, zeggend: 'Bent U de Komende, of zullen wij een andere verwachten?'"
21 In dat °uur geneest* Hij velen van ziekten en gesels en boosaardige geesten en vele blinden geeft* Hij genade te kijken.
[Commentaar]
22 En antwoordend zei ° tot hen: "Gegaan zijnde, bericht aan de dingen die jullie waarnamen en jullie horen*: dat blinden weer kijken, kreupelen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doofstommen horen, doden worden opgewekt en armen wordt het gebracht.
23 En gelukkig is hij die in geen geval in Mij verstrikt zal worden."
24 Toen nu de boodschappers van wegkwamen, begint* Hij tot de scharen aangaande te zeggen: "Waarom komen* jullie uit tot in de woestijn? Om een rietstengel gade te slaan*, geschud wordend door de wind?
[Commentaar]
[Commentaar]
25 Maar wat komen* jullie uit om waar te nemen? Een mens, gekleed zijnde in zachte bovenkleding? Neem waar, zij, in glorieuze kledij en in luxe zijnde, zijn onder de koninklijken.
26 Maar wat zijn jullie uitgekomen om waar te nemen? Een profeet? Ja, zeg Ik jullie, en bovenmatiger dan een profeet.
27 Deze is aangaande wie het is geschreven: 'Neem waar, Ik vaardig Mijn °boodschapper af vóór Uw gezicht. Die zal Uw °weg vlak voor U construeren.'
[Commentaar]
28 Amen! Want Ik zeg tot jullie: onder de uit vrouwen geborenen is niemand groter dan de Doper, maar de kleinere in het koninkrijk van ° is groter dan hij."
29 En heel het volk en de tol-incasseerders, horend*, rechtvaardigen* °, gedoopt wordend met de doop van .
[Commentaar]
30 Maar de en de wetgeleerden wijzen* in zichzelf de raad van ° af, toch niet door hem gedoopt wordend.
31 "Met wie zal Ik dan de mensen van deze °generatie gelijkend maken en op wie lijken zij?
[Commentaar]
32 Zij lijken op kleine jongens en meisjes, die in de markt zitten en elkaar toeroepen en zeggen: 'Wij spelen* voor jullie op de fluit en jullie dansen* niet. Wij weeklagen* voor jullie en jullie huilen* niet!'
33 Want de Doper is gekomen, noch brood etend, noch wijn drinkend, en jullie zeggen: 'Hij heeft een demon.'
[Commentaar]
34 De Zoon van de mens is gekomen, etend en drinkend, en jullie zeggen: 'Neem waar! Een mens, een eter en wijndrinker, een vriend van tol-incasseerders en van zondaars!'
35 En de Wijsheid werd gerechtvaardigd al haar °kinderen."
36 En een zekere nu van de vroeg Hem opdat Hij met hem zal eten. En binnenkomend in het huis van de Farizeeër leunde Hij neer.
[Commentaar]
37 En neem waar, een vrouw die in de stad was, een zondares. En te weten komend dat Hij neerligt in het woonhuis van de Farizeeër, een albasten kruikje met zalfolie ophalend*,
38 en achter Hem staande*, bij de voeten van °, huilend, begint* zij met de tranen Zijn °voeten te beregenen. En met de haren van haar °hoofd droogde zij ze af en zij kuste met genegenheid Zijn °voeten en zij smeerde ze in met de zalfolie.
39 De Farizeeër nu, die Hem roept*, zei, waarnemend, in zichzelf: "Deze, indien hij profeet was, zou weten wie en wat voor een vrouw deze is die hem aanraakt, dat zij zondares is."
40 En antwoordend zei ° tot hem: ", Ik heb jou iets te zeggen." Deze nu zegt met nadruk: "Leraar, zeg het!"
41 "Twee renteplichtigen waren aan een zekere leninggever schuldig. De een was vijfhonderd denariën verschuldigd, de andere echter vijftig.
[Commentaar]
42 Nu zij niets hadden om te betalen*, geeft* hij aan beiden genade. Wie dan van hen zal hem meer liefhebben?"
43 zei, antwoordend: "Ik vat het op dat hij het is aan wie hij meer genade geeft*." Hij nu zei tot hem: "Je oordeelt* op correcte wijze."
44 En Zich kerend naar de vrouw, zei* Hij met nadruk tot °: "Bekijk jij deze °vrouw? Ik kwam binnen tot in jouw °woonhuis, maar je gaf* Mij geen water op Mijn °voeten. Maar deze beregent* Mijn voeten met °tranen en met haar haren droogt* ze die af.
[Commentaar]
45 Een kus geef* jij Mij niet, maar deze, vanaf dat Ik binnen kwam, onderbrak niet Mijn °voeten met genegenheid te kussen.
46 Jij smeert* Mijn °hoofd niet in met olie, maar deze smeert* Mijn °voeten in met zalfolie.
47 Terwille van dat zeg Ik tot jou: 'Haar °vele °zonden zijn losgelaten, want zij heeft* veel lief. Aan wie nu weinig wordt losgelaten heeft weinig lief."
48 Hij nu zei tot haar: "Jouw °zonden zijn losgelaten."
[Commentaar]
49 En die samen aan tafel aanliggen beginnen* in zichzelf te zeggen: "Wie is deze, die ook zonden laat gaan?"
50 Hij nu zei tot de vrouw: "Jouw °geloof heeft jou gered. Ga in vrede."
Terug naar de index.
Naar Lucas 8
|
|