|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 En wanneer zij naderen tot in en tot in en tot in , bij de , vaardigt Hij twee van Zijn °leerlingen af.
[Commentaar]
[Commentaar]
2 En Hij zegt tot hen: "Gaat heen tot in het dorp dat tegenover jullie ligt en meteen tot in haar binnen gaand zullen jullie een veulen vinden, gebonden zijnde, op welke nog niemand van de mensen is gaan zitten*. Maakt hem los en brengt hem.
[Commentaar]
3 En in het geval dat iemand tot jullie zal zeggen: 'Waarom doen jullie dit?,' zegt dat Zijn °Heer heeft er behoefte heeft, en Hij zal hem meteen hier weer afvaardigen.'"
4 En zij kwamen weg en zij vonden het veulen, gebonden zijnde bij de deur, buiten, op de rondweg; en zij maken hem los.
5 En sommigen van die daar staan zeiden tot hen: "Wat doen jullie, het veulen losmakend?"
6 En zij zeiden tot hen zoals ° zei. En zij laten* hen met rust.
7 En zij brengen het veulen naar ° toe en zij werpen er hun °bovenkleding op en Hij gaat op hem zitten*.
8 En velen spreiden* hun eigen °bovenkleding op de weg en anderen kappen* zachte loofbladeren vanuit de velden en spreidden die op de weg.
[Commentaar]
9 En die voorgaan en die volgen schreeuwden, zeggend: "Hosanna, gezegend wordt Die komt in de naam van de Heer!
[Commentaar]
10 En gezegend wordend is het komende koninkrijk in de naam van de Heer van onze °vader ! Hosanna in de hoogsten!"
[Commentaar]
11 En kwam binnen tot in en tot in de gewijde plaats. En alles om Zich heen bekijkend*, het was reeds avond, kwam Hij met de twaalf uit tot in .
[Commentaar]
12 En de volgende morgen, bij hun uit komen vanaf , heeft* Hij honger.
[Commentaar]
[Commentaar]
13 En vanaf veraf één vijgenboom waarnemend die bladeren heeft, kwam Hij om te zien of Hij iets aan haar zal vinden. En bij haar komend vond Hij niets dan bladeren, want het was niet de periode van vijgen.
14 En antwoordend zei Hij tot haar: "Niet meer zal iemand in de aion vanuit jou een vrucht eten." En Zijn °leerlingen hoorden het.
15 En zij komen tot in . En binnen komend tot in de gewijde plaats begint* de verkopers en de kopers in de gewijde plaats uit te werpen. En de tafels van de geldmakelaars en de stoelen van de duivenverkopers keert* Hij naar beneden.
[Commentaar]
[Commentaar]
16 En Hij stond niet toe dat iemand een voorwerp doorheen de gewijde plaats zou brengen.
17 En Hij onderwees en zei tot hen: "Is het niet geschreven dat Mijn °huis een huis van gebed genoemd zal worden voor alle natiën? Maar jullie maken* het tot een grot van rovers!"
-
[Commentaar]
18 En de hogepriesters en de schriftgeleerden horen* het en zij zochten hoe zij Hem zouden ombrengen. Want zij vreesden Hem, want heel de schare stond versteld over Zijn °onderwijs.
19 En toen het laat werd, gingen zij uit, buiten de stad.
20 En vroeg in de morgen langs gaand, namen zij de vijgenboom waar, verdord zijnde vanuit de wortels.
[Commentaar]
[Commentaar]
21 En terugdenkend zegt ° tot Hem: ", neem waar, de vijgenboom die U vervloekte*, is verdord."
22 En antwoordend zegt ° tot hen: "Indien jullie geloof van hebben,
23 amen! Ik zeg tot jullie dat wie in het geval hij tot deze °berg zal zeggen: 'Word opgepakt en word in de zee geworpen', en niet in zijn °hart zal twijfelen, maar zal geloven dat wat hij spreekt gebeurt, het voor hem zo zal zijn in het geval hij het zal zeggen.
24 Vanwege dit zeg Ik tot jullie: Alles, zoveel als jullie bidden en verzoeken, gelooft dat jullie in ontvangst nemen, en het zal voor jullie zijn.
[Commentaar]
25 En wanneer jullie zullen staan, biddend, indien jullie iets tegen iemand hebben, laat gaan, opdat ook jullie Vader, Die in de hemelen, jullie je misstappen zal laten gaan."
-
[Commentaar]
26 Indien het echter door jullie niet losgelaten wordt, zal ook jullie °Vader, Die in de hemelen is, de misstappen van jullie niet laten gaan.
27 En zij komen weer tot in . En bij Zijn wandelen in de gewijde plaats komen de hogepriesters en de schriftgeleerden en de oudsten naar Hem toe.
[Commentaar]
[Commentaar]
28 En zij zeiden tot Hem: "In welke autoriteit doet u deze dingen? Of wie geeft* aan u deze autoriteit opdat u deze dingen zal doen?"
29 ° nu, antwoordend, zei tot hen: "Ook Ik zal jullie een vraag stellen, één woord. En antwoordt Mij en Ik zal tot jullie uitspreken in welke autoriteit Ik deze dingen doe.
30 De doop van °, waarvandaan was die, vanuit de hemel of vanuit de mensen? Antwoordt Mij!"
31 En zij redeneerden onder elkaar, zeggend: "In het geval dat wij zullen zeggen 'Vanuit de hemel', zal Hij uitspreken: 'Waarom geloven* jullie hem dan niet?'
32 Maar zullen wij zeggen 'Vanuit mensen'?" Zij vreesden het volk, want allen meenden dat ° werkelijk een profeet was.
33 En tot ° antwoordend, zeggen zij: "Wij hebben het niet waargenomen." En ° zegt tot hen: "Ik zeg jullie ook niet in welke autoriteit Ik deze dingen doe."
Terug naar de index.
Marcus 12
|
|