|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 In die °dagen was de schare weer talrijk en zij hadden niets dat zij zullen eten. De leerlingen bij Zich roepend*, zegt Hij tot hen:
[Commentaar]
2 "Ik ben met mededogen bewogen over de schare, omdat zij reeds drie dagen bij Mij blijven en zij hebben niets dat zij zullen eten.
3 En in het geval dat Ik hen, niet gegeten hebbend, naar huis weg zou zenden, zullen van hen op de weg bezwijken en sommigen van hen zijn vanaf veraf gearriveerd."
4 En Zijn °leerlingen antwoordden Hem: "Waarvan zal iemand dezen hier, in de eenzame streek, kunnen verzadigen* van broden?"
5 En Hij stelde hen een vraag: "Hoeveel broden hebben jullie?" En zij nu zeggen*: "Zeven."
6 En Hij geeft de schare opdracht achterover te leunen op de aarde. En de zeven broden nemend, dankend*, breekt* Hij ze. En Hij gaf ze aan Zijn °leerlingen, opdat zij ze hen voor zouden zetten*. En zij zetten ze de schare voor.
[Commentaar]
7 En zij hadden enkele visjes. En ze zegenend* zei Hij ook deze voor te zetten*.
8 En zij aten allen en worden verzadigd*. En zij pakken* de overvloed van de brokstukken op, zeven manden.
9 En degenen nu die eten waren met ongeveer vierduizend. En Hij zendt* hen weg.
10 En meteen tot in het schip instappend* met Zijn °leerlingen, kwam Hij tot in de delen van .
11 En de kwamen uit en zij begonnen* met Hem te discussiëren, zoekend bij Hem een teken vanuit de hemel waar te nemen, Hem beproevend.
[Commentaar]
12 En diep zuchtend* in Zijn °geest, zegt Hij: "Waarom zoekt deze °generatie naar een teken? Amen! Ik zeg tot jullie: Indien aan deze °generatie een teken zal worden gegeven... !"
[Commentaar]
13 En hen verlatend, weer instappend* in het schip, kwam Hij weg tot in de overkant.
14 En zij vergaten broden mee te nemen en hadden niet één brood bij zich in het schip.
15 En Hij waarschuwde hen, zeggend: "Ziet, kijkt uit het zuurdeeg van de en het zuurdeeg van ."
16 En zij redeneerden met elkaar, zeggend: "Het is omdat wij geen broden hebben."
17 En het wetend, zegt ° tot hen: "Waarom redeneren jullie? Dat jullie geen broden hebben? Verstaan jullie het nog niet en begrijpen ook jullie niet? Is jullie °hart nog versteend?
18 Ogen hebbend kijken jullie niet en oren hebbend horen jullie niet. En herinneren jullie je niet,
19 toen Ik de vijf broden brak* voor de vijfduizend, hoeveel draagmanden vol van brokstukken jullie toen oppakten*?" Zij zeggen tot Hem: "Twaalf."
[Commentaar]
[Commentaar]
20 "En wanneer met de zeven broden voor de vierduizend, hoeveel volgemaakte manden met brokstukken pakten* jullie toen op?" En zij zeggen tot Hem: "Zeven."
21 En Hij zei tot hen: "Hoe begrijpen jullie het nog niet?"
22 En zij komen tot in en zij brengen een blinde tot Hem. En zij roepen Hem op opdat Hij hem zou aanraken.
[Commentaar]
23 En de hand van de blinde vastpakkend, brengt* Hij hem uit, buiten het dorp. En spuwend op zijn °ogen, de handen op hem leggend, stelde Hij hem een vraag: "Zie jij iets?"
-
24 En omhoog kijkend* zei hij: "Ik zie de mensen, dat ze zijn als bomen, ik zie ze wandelend!"
25 Daarna legt* Hij weer de handen op zijn °ogen en hij kijkt* scherp en werd hersteld. En hij keek naar alles op heldere wijze.
26 En Hij vaardigt* hem af tot in zijn °huis, zeggend: "Jij zal zelfs niet tot in het dorp binnen komen en jij zal het ook aan niemand in het dorp zeggen."
27 En ° kwam uit, en Zijn °leerlingen, tot in de dorpen van ° . En op de weg stelde Hij een vraag aan zijn °leerlingen, tot hen zeggend: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben*?"
[Commentaar]
28 En dezen nu zeggen* tot Hem, zeggend: " de Doper en anderen , maar anderen één van de profeten."
29 En Hij stelde hen een vraag: "Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben*?" °, antwoordend, zegt tot Hem: "U bent de , de Zoon van °God!"
[Commentaar]
30 En Hij vermaant* hen opdat zij aan niemand aangaande Hem zullen zeggen.
31 En Hij begint* hen te onderwijzen dat de Zoon van de mens veel moet lijden en verworpen* worden door de oudsten en de hogepriesters en de schriftgeleerden, en gedood* zal worden en na drie dagen opstaan*.
32 En Hij sprak het woord met vrijmoedigheid. En °, Hem bij zich nemend, begint* Hem te vermanen.
[Commentaar]
33 Maar , Zich omkerend en Zijn °leerlingen waarnemend, vermaant* ° en zegt: "Ga heen, achter Mij, ! Want jij bent niet gezind naar de dingen van °, maar naar de dingen van de mensen."
[Commentaar]
34 En de schare tot Zich roepend*, samen met de leerlingen, zei Hij tot hen: "Indien iemand achter wil komen, laat hem zichzelf verloochenen en laat hem zijn °kruis oppakken en laat hem Mij volgen!
[Commentaar]
[Commentaar]
35 Want in het geval dat hij de ziel van zichzelf zal willen redden*, zal hij haar verliezen; maar wie ooit zijn °ziel vanwege Mij en het zal verliezen, zal haar redden.
[Commentaar]
36 Want wat baat het de mens de hele wereld te winnen* en zijn °ziel verbeurd* zal worden?
37 Want wat zal de mens geven als ruilmiddel voor zijn eigen °ziel?
38 Want in het geval dat hij zich voor Mij en voor Mijn °woorden zal schamen in deze °generatie, de echtbreekster en zondares, zal ook de Zoon van de mens Zich voor hem schamen, wanneer Hij, met de heilige °boodschappers, ook maar zal komen in de heerlijkheid van Zijn °Vader.
Terug naar de index.
Naar Marcus 9
|
|