|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En zei tot : "JAHWEH zond mij om u tot koning te zalven over Zijn volk, over . En nu, luister naar de stem van de woorden van JAHWEH.
2 Zo zegt JAHWEH van legermachten: Ik merkte op wat met deed, wat hij tegen hen plaatste op de weg, toen zij uit opgingen.
3 Nu, ga en sla neer en doemen jullie alles wat van hem is; en jij zal hem niet sparen en jij brengt ter dood van man tot vrouw, van het kleine kind tot aan de zuigeling, van het rund tot aan het stuk kleinvee, van de kameel tot aan de ezel."
4 En ontbood het volk en hij monsterde hen in , tweehonderdduizend mannen te voet, en tienduizend mannen van .
5 En kwam tot aan de stad van en hij twistte in de wadi.
6 En zei tot de Kenieten: "Gaat, trekt je terug, daalt af uit het midden van de ieten, opdat ik jullie niet met hem ten einde breng. En jij, jij deed vriendelijkheid met alle zonen van bij hun opgaan vanuit ." En de Keniet trok zich terug uit het midden van .
7 En sloeg neer vanaf tot wanneer je bij komt, dat uitziet op .
8 En hij greep , koning van , levend, en heel het volk doemde hij met de mond van het zwaard.
9 En en het volk spaarden en het goede van het kleinvee en het grootvee en de dubbele porties en de bokkige lammeren en al het goede. En zij wilden hen niet doemen. Maar al het verachte en gesmolten zijnde werk, dat doemen zij.
10 En het woord van JAHWEH kwam tot , zeggend:
11 "Ik heb spijt dat Ik als koning deed heersen, want hij keerde terug van achter Mij en Mijn woorden volbracht hij niet." En het is heet voor en hij schreeuwde het uit naar JAHWEH, heel de nacht.
12 En stond vroeg op om in de ochtend te ontmoeten. En het werd aan verteld, zeggend: " kwam naar de en aanschouw!, hij richtte voor zichzelf een handwijzer op als monument, en hij keerde zich om, passeerde en daalde af naar ."
13 En kwam bij en zei tot hem: "Gezegend bent u door JAHWEH. Ik heb het woord van JAHWEH volbracht."
14 En zei: "En wat is dit geluid van het kleinvee in mijn oren en het geluid van het grootvee dat ik hoor?"
15 En zei: "Van de iet brachten zij hen, omdat het volk het goede van het kleinvee en van het grootvee spaarde, om het te offeren aan JAHWEH, uw Elohim. En het resterende doemden wij."
16 En zei tot : "Laat vallen, dan vertel ik u wat JAHWEH vannacht tot mij sprak." En hij zei tot hem: "Spreek!"
17 En zei: "Is het niet, indien u klein bent in uw ogen, dat u hoofd van de stammen van bent, en JAHWEH u tot koning over zalfde,
18 en JAHWEH u op de weg zond en Hij zei: Ga en doem de zondaren, , en u vecht tegen hem tot u een einde aan hen heeft gemaak?
19 En waarom luisterde u niet naar de stem van JAHWEH en stortte u zich op de buit en deed u het kwade in de ogen van JAHWEH?"
20 En zei tot : "Omdat ik luisterde naar de stem van JAHWEH. Toen ik ging op de weg die JAHWEH mij zond en ik , koning van , terugbracht en ik doemde.
21 Maar het volk nam van de buit, het kleinvee en het grootvee, het voornaamste van het gedoemde, om het te offeren aan JAHWEH, uw Elohim, in ."
22 En zei: "Heeft JAHWEH een behagen in opstijgoffers en slachtoffers zoals aan het luisteren naar de stem van JAHWEH? Aanschouw!, luisteren is beter dan een slachtoffer, acht geven is beter dan het vet van rammen;
23 want de zonde van waarzeggerij is rebellie, en wetteloosheid en huisgodenbeeldjes zijn verzet tegen bevel. Omdat u het woord van JAHWEH verwierp, daarom verwerpt Hij u van koning zijn."
24 En zegt tot : "Ik zondigde, want ik overschreed de mond van JAHWEH en uw woorden. Want ik vrees het volk en ik luister naar hun stem.
25 En nu, verdraag alstublieft mijn zonde en keer met mij terug, dan zal ik mijzelf neerwerpen voor JAHWEH."
26 En zei tot : "Ik zal niet met u terugkeren, want u verwierp het woord van JAHWEH en JAHWEH verwerpt u van het koning zijn over ."
27 En keerde zich om, om te gaan, maar hij hield hem vast aan de zoom van zijn staatsiegewaad en het scheurde af!
28 En zei tot hem: "JAHWEH scheurde het koninkrijk van vandaag van u af en Hij gaf het aan uw naaste, die beter is dan u.
29 En ook: de Bestendige van handelt niet in onwaarheid en Hij heeft geen spijt, want Hij is geen mens dat hij spijt heeft."
30 En hij zei: "Ik zondigde. Nu, verheerlijk mij, alstublieft, tegenover de oudsten van mijn volk en tegenover en keer met mij terug, dan werp ik mijzelf neer voor JAHWEH, uw Elohim."
31 En keerde terug achter en wierp zichzelf neer voor JAHWEH.
32 En zei: "Brengt , koning van , dicht bij mij." En ging mank lopend tot hem, en zei: "De bitterheid van de dood trok zich zeker terug?"
33 En zei: "Zoals uw zwaard vrouwen van kinderen beroofde, zo zal uw moeder onder de vrouwen van kinderen beroofd worden." En velde voor het aangezicht van JAHWEH, in .
34 En ging in de richting van en ging op naar zijn huis, naar van .
35 En ging niet nogmaals om te zien, tot aan de dag van zijn dood, hoewel rouwde voor . En JAHWEH had spijt dat Hij koning over maakte.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 16
|
|