|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het gebeurde als hij beëindigde te spreken met , dat de ziel van vastgebonden werd aan de ziel van . En heeft hem lief als zijn eigen ziel.
2 En nam hem in die dag en hij laat hem niet toe terug te keren naar het huis van zijn vader.
3 En en sneden een verbond, omdat hij hem liefhad als zijn eigen ziel.
4 En stroopte zijn staatsiegewaad af dat op hem was en hij gaf het aan , en zijn jas en zelfs zijn zwaard en zelfs zijn boog en zelfs zijn gordel.
5 En ging uit, overal waarheen hem zeond, en hij ging intelligent te werk. En plaatste hem over de mannen van de oorlog en het was goed in de ogen van heel het volk en ook in de ogen van de dienaren van .
6 En het gebeurde, bij hun inkomst, bij het terugkeren van van het neerslaan van de Filistijn, dat de vrouwen uit alle steden van uitgaan om te zingen, met reidansen, om te ontmoeten, de koning, met tamboerijnen, met vreugde en met driesnarige instrumenten.
7 En de plezier makende vrouwen antwoordden en zij zeiden: " sloeg zijn duizenden neer en zijn tienduizenden!"
8 En was uitermate heet en in zijn ogen was deze zaak kwaad. En hij zei: "Zij geven aan tienduizenden en aan mij geven zij de duizenden. En verder, voor hem het koningschap?"
9 En sloeg vanaf die dag, en daarna, gade.
10 En het gebeurde vanaf de volgende dag dat kwade geest van Elohim op voorspoedig was en hij profeteerde uit zichzelf in het midden van het huis. En speelde muziek met zijn hand, zoals iedere dag, en de speer was in de hand van .
11 En slingerde de speer weg en hij zei: "Ik zal in de zijmuur neerslaan." En keerde zich twee keer van zijn aangezicht af.
12 En vreesde voor het aangezicht van , want JAHWEH was met hem en Hij trok Zich terug van .
13 En deed hem van zich weg en hij plaatste hem tot overste van duizend. En hij ging uit en hij kwam voor het aangezicht van het volk.
14 En ging op al zijn wegen intelligent te werk en JAHWEH was met hem.
15 En zag dat hij uitermate intelligent te werk ging en hij deinsde terug van zijn aangezicht.
16 En heel en had lief, want hij ging uit en hij kwam voor hun aangezichten.
17 En zei tot : "Aanschouw!, mijn grote dochter, , haar zal ik jou tot vrouw geven; echter, wees voor mij tot een zoon van dapperheid en vecht de veldslagen van JAHWEH." En zei: "Het moet niet zo zijn dat mijn hand tegen hem is, maar laat de hand van de Filistijnen tegen hem zijn."
18 En zei tot : "Wie ben ik en wat is mijn leven - de familie van mijn vader in - dat ik schoonzoon ben van de koning?"
19 En het gebeurde in de tijd van het geven van , dochter van , aan , dat zij tot vrouw gegeven was aan , de Mecholatiet.
20 En , een dochter van , had lief en men vertelt dat aan . En de zaak was recht in zijn ogen.
21 En zei: "Ik zal haar aan hem geven en zij zal voor hem tot een valstrik worden en de hand van de Filistijnen zal tegen hem zijn." En zei tot een tweede keer: Jij zal vandaag mijn schoonzoon worden."
22 En gaf zijn dienaar instructie: "Spreek tot in heimelijkheid, zeggend: Aanschouw!, de koning schept behagen in jou en al zijn dienaren hebben jou lief. En nu, word schoonzoon van de koning!"
23 En de dienaren van spraken deze woorden in de oren van . En zei: "Is het licht in jullie ogen dat ik schoonzoon van de koning wordt terwijl ik een berooid en gering geschat man ben?"
24 En de dienaren van vertelden het hem: "Met deze woorden sprak ."
25 En zei: "Zo zeggen jullie tot : Voor de koning is er geen behagen in een bruidsprijs, maar in honderd voorhuiden van Filistijnen, om zich te wreken tegen de vijanden van de koning!" En bedacht om in de handen van de Filistijnen te doen vallen.
26 En zijn dienaren vertelden deze woorden aan . En de zaak is rechtvaardig in de ogen van , om schoonzoon van de koning te worden, maar de dagen waren nog niet vervuld.
27 En stond op en hij ging, hij en zijn mannen, en hij sloeg onder de Filistijnen tweehonderd mannen neer. En bracht hun voorhuiden en men geeft ze volledig aan de koning, om schoonzoon van de koning te worden. En gaf , zijn dochter, aan hem tot vrouw.
28 En zag en hij wist dat JAHWEH met is. En , dochter van , had hem lief.
29 En ging verder met vrezen voor het aangezicht van , en was een vijand van , alle dagen.
30 En de oversten van de Filistijnen gingen uit. En het gebeurde zo vaak als zij uit gingen, dat intelligenter was dan alle dienaren van , en zijn naam werd uitermate geacht.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 19
|
|