|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En men vertelde , zeggend: "Aanschouw!, Filistijnen vochten tegen en zij beroofden de dorsvloeren."
2 En vroeg aan JAHWEH, zeggend: "Zal ik gaan en zal ik onder deze Filistijnen neerslaan?" En JAHWEH zei tot : "Ga en sla neer onder de Filistijnen en red ."
3 En de mannen van zeiden tot hem: "Aanschouw!, wij hier in Juda vrezen en dat zijn we des te meer wanneer we naar gaan, naar de slagorden van de Filistijnen!"
4 En ging voort met JAHWEH te vragen en JAHWEH antwoordde hem, en Hij zei: "Sta op, daal af naar , want Ik geef de Filistijnen in jouw hand."
5 En ging met zijn mannen naar en hij vocht tegen de Filistijnen. En hij voerde hun veebezit weg en hij sloeg hen neer in een grote slag. En redde de inwoners van .
6 En het gebeurde bij het wegrennen van , zoon van , naar , naar , dat hij afdaalde met een in zijn hand.
7 En werd verteld dat naar kwam. En zei: "Elohim heeft identificeerde hem in mijn hand, want hij sloot zich op door te komen in een stad met dubbele deuren en vergrendeling."
8 En ontbood heel het volk tot de oorlog, om af te dalen naar , om en zijn mannen te belegeren.
9 En wist dat zich bezig hield met kwaad tegen hem. En hij zei tot , de priester: "Breng de dichtbij!"
10 En zei: "JAHWEH, Elohim van , Uw dienaar hoort, ja hoort dat zoekt naar te komen, om de stad vanwege mij te gronde te richten.
11 Zullen de bezitters van mij uitleveren in zijn hand? Daalde af, zoals Uw dienaar hoorde? JAHWEH, Elohim van , vertel het alstublieft aan Uw dienaar." En JAHWEH zegt: "Hij daalde af."
12 En zei: "Zullen de bezitters van mij en mijn mannen uitleveren in de hand van ?" En JAHWEH zei: "Zij zullen jullie uitleveren."
13 En stond op, en zijn mannen, ongeveer zeshonderd mannen, en zij gingen weg van , en zij gingen rond waar zij rond gingen. En aan werd verteld dat uit was ontsnapt, en hij zag er van af uit te gaan.
14 En woonde in de wildernis, in de bergvestingen en hij woonde in het gebergte in de wildernis van . En zocht hem alle dagen, maar Elohim gaf hem niet in zijn hand.
15 En zag dat uit ging om zijn ziel te zoeken, en was in , in de wildernis van .
16 En , zoon van , stond op en hij ging naar in en hij bemoedigde zijn hand in Elohim.
17 En hij zei tot hem: "Het moet niet zo zijn dat jij vreest, want de hand van , mijn vader, zal jou niet vinden, en jij, jij regeert over en ik zal voor jou tot tweede worden en zelfs , mijn vader, weet dat."
18 En zij beiden snijden een verbond voor het aangezicht van JAHWEH. En woonde in en ging naar zijn huis.
19 En de Zifieten gingen op naar , in de buurt van , zeggend: "Verbergt zich niet bij ons in de bergvestingen, in , op de heuvel van , die aan de rechterzijde van de troosteloosheid is?
20 En nu, om alle hunkering van uw ziel, koning, daal af, daal af!, dan is het aan ons om hem in de hand van de koning uit te leveren."
21 En zei: "Gezegend zijn jullie van JAHWEH, want jullie sparen mij.
22 Gaat, alstublieft, en maakt je verder gereed en weet en ziet zijn plaats waar zijn voet is. Wie zag hem daar? Want men zei tot mij: Hij handelt zeer sluw.
23 En ziet en weet alle schuilplaatsen waar hij zich verschuilt en keert voorbereid tot mij terug, dan ga ik met jullie. En het gebeurt indien hij in het land is, dat ik hem opzoek onder alle duizenden van Juda."
24 En zij stonden op en zij gingen naar , voor uit. En en zijn mannen waren in de wildernis van , in de rotswoestijn, aan de rechterzijde van de troosteloosheid.
25 En ging op, met zijn mannen, om te zoeken en men vertelde het aan . En hij daalde de steile rots af en hij zat in de wildernis van . En hoorde het en hij achtervolgde in de wildernis van .
26 En ging vanaf de zijde van de berg, vanaf hier, en en zijn mannen vanaf de zijde van de berg, vanaf hier. En haastte zich nerveus weg om van het aangezicht van weg te gaan. En en zijn mannen omcirkelden en zijn mannen, om hen vast te grijpen.
27 En een boodschapper kwam naar , zeggend: "Haast u en ga, want de Filistijnen stropen het land!"
28 En keerde terug van het achtervolgen van en hij ging om de Filistijnen te ontmoeten. Daarom noemen zij die plaats "".
29 En ging op vanaf daar en hij woonde in de bergvestingen van .
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 24
|
|