|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de Filistijnen riepen al hun legerkampen bijeen in de buurt van , en legerde zich bij de bron die in is.
2 En de stadsvorsten van de Filistijnen passeerden met honderden en met duizenden, en en zijn mannen passeerden aan het einde, met .
3 En de oversten van de Filistijnen zeiden: "Wat willen deze ?" En zei tot de oversten van de Filistijnen: "Is dit niet , dienaar van , koning van , die met mij was deze dagen of deze jaren? En ik vond in hem niets verkeerd vanaf de dag van zijn wegvallen tot aan deze dag."
4 En de oversten van de Filistijnen zijn driftig tegen hem. En de oversten van de Filistijnen zeiden tot hem: "Doe de man terugkeren! En hij zal terugkeren naar zijn plaats die u hem daar gepositioneerd heeft en hij zal niet met ons afdalen in de strijd en hij zal niet voor ons tot tegenstander worden in de strijd, want waarmee zal deze zich bij zijn heer welgevallig maken? Is het niet met de hoofden van deze mannen?
5 Is deze niet op wie zij antwoordden met reidansen, zeggend: sloeg zijn duizenden neer, maar zijn tienduizenden?"
6 En riep tot en hij zei tot hem: "Zo waar JAHWEH leeft! U bent oprecht en goed in mijn ogen is uw uitgaan en uw komen met mij in het legerkamp, want ik vond in u geen kwaad vanaf de dag van uw komst bij mij tot aan deze dag, maar in de ogen van de stadsvorsten bent u niet goed.
7 En nu, keer terug en ga in vrede, dan zal u geen kwaad doen in de ogen van de stadsvorsten van de Filistijnen."
8 En zei tot : "Wat deed ik dan? En wat vond u in uw dienaar vanaf de dag dat ik voor uw aangezicht kwam tot aan deze dag? Dat ik niet zal komen en vechten tegen de vijanden van mijn heer, de koning?"
9 En antwoordde en hij zei tot : "Ik weet dat u goed bent in mijn ogen als boodschapper van Elohim; echter, de oversten van de Filistijnen zeggen: Hij zal niet met ons opgaan in de strijd.
10 En nu, sta vroeg in de ochtend op, met de dienaren van uw heer die met u kwamen. En jullie staan vroeg in de ochtend op, dan is er licht voor jullie, en gaat!"
11 En stond vroeg op, hij en zijn mannen, om in de ochtend weg te gaan, om terug te keren naar het land van de Filistijnen. En de Filistijnen gingen op tegen .
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 30
|
|