|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En de knaap, , verricht dienst voor JAHWEH voor het aangezicht van en het woord van JAHWEH werd kostbaar in die dagen; er was geen visioen dat doorbrak.
2 En het gebeurde in die dag dat neerlag in zijn plaats en zijn ogen beginnen dof te worden; hij was niet in staat te zien.
3 En voordat de lamp van Elohim gedoofd was en neerlag in de tempel van JAHWEH, daar waar de kist van Elohim was,
4 riep JAHWEH tot . En hij zei: "Aanschouw mij!"
5 En hij rende naar en hij zei: "Aanschouw mij!, want u riep mij!" En hij zei: "Ik riep jou niet. Keer terug en ga liggen." En hij ging en hij lag neer.
6 En JAHWEH ging voort opnieuw te roepen. En stond op en hij ging naar en hij zei: "Aanschouw mij, want u riep tot mij." En hij zei: "Ik riep jou niet, mijn zoon. Keer terug. Ga liggen."
7 En kende JAHWEH nog niet en het woord van JAHWEH werd nog niet aan hem onthuld.
8 En JAHWEH ging voort met te roepen, voor de derde keer. En hij stond op en hij ging naar , en hij zei: "Aanschouw mij, want u riep mij." En begreep dat JAHWEH tot de knaap riep.
9 En zei tot : "Ga! Ga liggen! En indien het gebeurt dat Hij tot jou roept, dan zeg jij: Spreek, JAHWEH, want Uw dienaar hoort." En ging en hij lag neer in zijn plaats.
10 En JAHWEH kwam en Hij stelde Zich op en Hij riep zoals steeds: ", !" En zei: "Spreek, want Uw dienaar hoort."
11 En JAHWEH zei tot : "Aanschouw!, Ik doe een zaak in Israël waarvan een ieder die het hoort zijn beide oren zullen tuiten.
12 In die dag zal Ik aan alles volbrengen wat Ik tot zijn huis sprak, van begin tot einde.
13 En Ik vertelde hem dat Ik zijn huis zal oordelen tot aan de aion, vanwege de verdorvenheid die hij kende, want zijn zonen zijn het die zichzelf onteren, en hij temperde hen niet.
14 En daarom zwoer Ik aan het huis van : Indien voor de verdorvenheid van het huis van een beschutting wordt gemaakt door een slachtoffer of door een erkenningsoffer, tot aan de aion."
15 En lag neer tot aan de ochtend en hij opende de deuren van het huis van JAHWEH. En vreesde om de verschijning aan te vertellen.
16 En riep en hij zei: ", mijn zoon." En hij zei: "Aanschouw mij!"
17 En hij zei: "Wat is het woord dat Hij tot jou sprak? Alstublieft, het moet niet zo zijn dat jij het voor mij onderdrukt. Zo zal Elohim met jou doen en zo zal Hij toevoegen indien jij voor mij één woord onderdrukt van heel het woord dat Hij tot jou sprak."
18 En vertelde hem al de woorden en hij onderdrukte niets voor hem. En hij zei: "Hij is JAHWEH. Hij zal doen wat goed is in Zijn ogen."
19 En werd groot en JAHWEH was met hem; en Hij liet geen van zijn woorden naar de aarde vallen.
20 En heel wist, van tot aan , dat geverifieerd was als profeet van JAHWEH.
21 En JAHWEH ging voort te verschijnen in , want JAHWEH onthulde Zich aan , in , door het woord van JAHWEH.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 4
|
|