1Samuël, hoofdstuk 31

Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
1Samuël
Hoofdstuk 31

(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)

1 En de Filistijnen vochten tegen , en de mannen van vluchtten voor de aangezichten van de Filistijnen en zij vielen, gesneuveld, op de berg .
2 En de Filistijnen zaten en zijn zonen op de hielen en de Filistijnen sloegen en en neer, zonen van .
3 En het gevecht tegen was zwaar en de schutters, mannen met de boog, vonden hem en hij had uitermate pijnlijke angst vanwege de schutters.
4 En zei tot de drager van zijn wapens: "Trek jouw zwaard en doorsteek mij er mee, anders komen deze onbesnedenen en zij doorsteken mij en zij misbruiken mij." Maar de drager van zijn wapens wilde het niet, want hij vreesde uitermate. En nam het zwaard en hij viel er in.
5 En de drager van zijn wapens zag dat dood was en ook hij viel in zijn zwaard en hij stierf met hem.
6 En stierf, en drie van zijn zonen, en de drager van zijn wapens, ook al zijn mannen, samen, in die dag. 6 En de knaap die het hem vertelt zegt: "Het overkwam, ja overkwam mij op de berg Gilboa, en aanschouw!, Saul leunde op zijn speer en aanschouw!, de strijdwagens en de bezitters van de paarden zaten hem op de hielen. 7 En hij wendde zich om, achter hem, en hij zag mij. En hij riep tot mij en ik zeg: Aanschouw mij! 8 En hij zei tot mij: Wie ben jij? En ik zei tot hem: Ik ben een Amalekiet. 9 En hij zei tot mij: Sta, alstublieft, over mij en breng mij ter dood, want de lijkwade houdt mij vast, want heel mijn ziel is nog in mij. 10 En ik stond over hem en bracht hem ter dood, want ik wist dat hij niet leeft na zijn val. En ik neem het onderscheidingsteken dat op zijn hoofd was en de mars-ketting die aan zijn arm is en ik breng ze hierheen, bij mijn heer." (SW)[2Sam. 1:6-10]
7 En de mannen van , die aan de overkant van de vallei zijn en die aan de overkant van de Jordaan zijn, zagen dat de mannen van vluchtten en dat en zijn zonen dood waren. En zij verlieten de steden en zij vluchtten. En de Filistijnen kwamen en zij woonden er in.
8 En het gebeurde vanaf de volgende dag, dat de Filistijnen kwamen om de gesneuvelden af te stropen en zij vonden en drie van zijn zonen, gevallen op de berg .
9 En zij hakten zijn hoofd af en zij stroopten zijn wapens af, en zij zonden boodschappers in het land van de Filistijnen, rondom, om het nieuws te brengen naar het huis van hun afgodsbeelden en aan het volk.
10 En zij plaatsten zijn wapens in het huis van en zij maakten zijn lichaam vast aan de muur van .
11 En de inwoners van hoorden over hem, wat de Filistijnen met deden.
12 En alle mannen van dapperheid stonden op en zij gingen heel de nacht. En zij namen het lichaam van en de lichamen van zijn zonen van de muur van . En zij kwamen in de buurt van en zij verbrandden hen daar.
13 En zij namen hun botten en zij begroeven ze onder de tamarisk in de buurt van . En zij vastten zeven dagen. 4 En de mannen van Juda komen en zij zalven David daar tot koning over het huis van Juda, en zij vertellen aan David, zeggend: "De mannen van Jabes-Gilead begroeven Saul." (SW)[2Sam. 2:4]

Terug naar de indexpagina

© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.