|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
DE STRUCTUUR VAN 1 en 2 SAMUËL
| |
HET GEHEEL |
1Sam.1:1-2Sam. 7-17. | |
Regering onder de richters. |
2Sam 8:1-2Sam.24:25. | |
Regering onder de koningen. |
| |
|
1Sam.8:1-2Sam.24.25 | | (hierboven) REGERING ONDER DE KONINGEN |
1Sam.8:1-2Sam.1:17. | | Koning Saul. |
2Sam.2:1-2Sam.24:25. | | Koning David. |
| |
|
2Sam.2:1-2Sam.24.25 | | (hierboven) KONING DAVID |
2Sam.2:1-2Sam.4.12. | | Koninkrijk verdeeld. |
2Sam.5:1-2Sam.24:25. | | Koninkrijk verenigd. |
1 En het gebeurde na de dood van , dat terugkeerde van het neerslaan van . En woonde twee dagen in .
2 En het gebeurde in de derde dag, en aanschouw!, een man kwam vanaf het legerkamp van en de zijn kleren waren gescheurd en er was grond op zijn hoofd. En het gebeurde als hij bij kwam, dat hij ter aarde viel en hij zichzelf neerwierp.
3 En zei tot hem: "Van waar kom je?" En hij zei tot hem: "Ik ontsnapte uit het legerkamp van ."
4 En zei tot hem: "Wat is de zaak? Vertel het alstublieft aan mij!" En hij zei: "Het volk vluchtte vanaf de strijd en ook vielen velen van het volk en zij stierven. En ook en , zijn zoon, zijn dood."
5 En zei tot de knaap die het hem vertelde: "Hoe weet jij dat en , zijn zoon, dood zijn?"
6 En de knaap die het hem vertelde zei: "Het overkwam, ja overkwam mij op de berg , en aanschouw!, leunde op zijn speer en aanschouw!, de strijdwagens en de bezitters van de paarden zaten hem op de hielen.
7 En hij wendde zich om, achter hem, en hij zag mij. En hij riep tot mij en ik zei: Aanschouw mij!
8 En hij zei tot mij: Wie ben jij? En ik zei tot hem: Ik ben een iet.
9 En hij zei tot mij: Sta, alstublieft, over mij en breng mij ter dood, want de lijkwade houdt mij vast, want heel mijn ziel is nog in mij.
10 En ik stond over hem en bracht hem ter dood, want ik wist dat hij niet na zijn val niet zou leven. En ik nam het onderscheidingsteken dat op zijn hoofd was en de mars-ketting die aan zijn arm is en ik bracht ze hierheen, bij mijn heer."
11 En hield zijn mantel vast en hij scheurde die, net als alle mannen die bij hem waren.
12 En zij rouwklaagden en zij huilden en zij vastten tot aan de avond over en over , zijn zoon, en over het volk van JAHWEH en over het huis van , omdat zij door het zwaard vielen.
13 En zei tot de knaap die het hem verteld had: "Van waar ben je?" En hij zegt: "Ik ben een zoon van een tijdelijk verblijvende man, een iet."
14 En zei tot hem: "Waarom vreesde jij niet om jouw hand te zenden om de gezalfde van JAHWEH te gronde te richten?"
15 En riep tot een van de knapen en hij zei: "Kom dichtbij, kom op tegen hem!" En hij sloeg hem neer en hij stierf.
16 En zei tot hem: "Jouw bloed is op jouw hoofd, want jouw mond heeft tegen jou geantwoord, zeggend: Ik bracht de gezalfde van JAHWEH ter dood."
17 En maakte dit klaaglied over en over , zijn zoon,
18 en hij zei, de boog onderwijzend aan de zonen van : "Aanschouw! er staat geschreven in de boekrol van de Oprechte:
19 De statigheid van . Op uw hoge plaatsen is een gesneuvelde. Hoe vielen de machtige mannen!
20 Het moet niet zo zijn dat jullie het in vertellen. Het moet niet zo zijn dat jullie nieuws brengen in de straten van , opdat niet de dochters van de Filistijnen zich verheugen, opdat niet de dochters van de onbesnedenen vrolijk zijn.
21 Bergen van ! Het moet niet zo zijn er dauw is en het moet niet zo zijn dat het op jullie regent en geen velden van hefoffers, want daar werd van het schild van de machtige mannen gewalgd, het schild van , zonder gezalfd te zijn met olie.
22 Van het bloed van gesneuvelden, van het vet van machtige mannen, werd de boog van niet achterwaarts afgewend en het zwaard van keerde niet leeg terug.
23 en , zij werden geliefd en waren de aangenamen tijdens hun leven, en in hun dood gingen zij niet uit elkaar. Zij waren sneller dan gieren, zij waren machtiger dan leeuwen.
24 Dochters van , huilt over , die jullie deed kleden in scharlaken, met weelderigheden, die een versiering van goud deed opgaan op jullie kleding.
25 Hoe vielen de machtige mannen in het midden van de strijd. ! Op jouw hoge plaatsen is hij een gesneuvelde!
26 Het benauwt mij over jou, mijn broeder . Jij was uitermate aangenaam voor mij. Jouw liefde was wonderbaarlijk voor mij, meer dan de liefde van vrouwen.
27 Hoe vielen de machtige mannen! En de wapens van de oorlog zijn vergaan!"
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 2
|
|