|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de koningin van hoorde van de faam van voor de naam van JAHWEH en zij kwam om hem met raadsels te beproeven.
2 En zij kwam naar met een uitermate gedistingeerd gevolg, kamelen die geurige stoffen droegen, en uitermate veel goud en kostbare stenen. En zij kwam bij en zij sprak tot hem al wat op haar hart was.
3 En vertelde haar al haar zaken. Er was geen zaak die voor de koning onduidelijk was die hij niet aan haar kon vertellen.
4 En de koningin van zag alle wijsheid van en het huis dat hij bouwde,
5 en het voedsel van zijn tafel en het zitten van zijn dienaren en het staan van die zijn dienst verrichten en hun kleding en zijn schenkers en zijn opstijgoffer, dat hij deed opgaan in het huis van JAHWEH. En er was in haar geen geest meer.
6 En zij zei tot de koning: "Het woord dat ik in mijn land hoorde over uw zaken en over uw wijsheid was waarheid.
7 En ik geloofde de woorden niet, totdat ik kwam en mijn ogen zagen. En aanschouw!, mij werd de helft niet verteld. U voegde wijsheid en goedheid toe aan het bericht dat ik hoorde.
8 Gelukkig zijn uw mannen, gelukkig zijn uw dienaren, dezen die voortdurend voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen.
9 Hij is JAHWEH, uw Elohim, de gezegende, Die in u een behagen schept, u op de troon van gevend, vanwege JAHWEH's liefhebben van tot de aion. En hij plaatste u tot koning om oordeel en rechtspleging te doen."
10 En zij gaf aan de koning honderd twintig goud en uitermate veel geurige stoffen en kostbare steen; er kwam niet meer van deze geurstof dan die de koningin van in veelheid gaf aan koning .
11 En ook droeg het schip van , dat goud droeg van , vanaf hout van de almugbomen, uitermate veel, en kostbare steen.
12 En de koning maakte van het hout van de almugbomen inlegwerk voor het huis van JAHWEH en harpen en citers voor de zangers. Er kwam niet zo veel hout van de almugbomen, noch werd het gezien, tot aan deze dag.
13 En koning gaf aan de koningin van al haar verlangen dat zij vroeg, afgezien van wat hij aan haar gaf naar de hand van de koning, . En zij wendde zich om en zij ging naar haar land, zij en haar dienaren.
14 En het gewicht van het goud dat tot in één jaar kwam was zes honderd en zes en zestig van goud,
15 naast dat van de mannen die verkenden en handelswaar van die handeldrijven en van alle koningen van en van de gouverneurs van het land.
16 En koning maakte twee honderd grote schilden van buigzaam goud; zes honderd shekels goud bracht hij op op het ene grote schild,
17 en drie honderd kleine schilden van buigzaam goud - drie goud bracht hij op op het ene schild; en de koning plaatste ze in het huis van het woud van de .
18 En de koning maakte een grote troon van ivoor en hij overtrok hem met schitterend goud.
19 Zes treden had de troon en een ronde top was op de troon, aan de achterzijde; en er waren armsteunen aan deze en deze kant voor de plaats van het zitten; en twee leeuwen stonden naast de armsteunen.
20 En twaalf leeuwen stonden daar op de zes treden, aan deze en aan deze kant; zo werd hij niet gemaakt voor alle koninkrijken.
21 En alle voorwerpen van drinken van koning waren van goud en alle voorwerpen van het huis van het woud van de waren van goud, bladgoud. Er was geen zilver; er werd niet mee gerekend in de dagen van , voor niets.
22 Want de koning had een schip van in de zee, met een schip van . Eén maal per drie jaren kwam het schip van , goud en zilver, slagtanden van olifanten en apen en pauwen dragend.
23 En koning was groter dan alle koningen van de aarde, naar rijkdom en naar wijsheid.
24 En heel de aarde zocht het aangezicht van , om van hem wijsheid te horen die Elohim in zijn hart gaf.
25 En men bracht ieder zijn erkenningsoffer: voorwerpen van zilver en voorwerpen van goud en gewaden en wapenuitrusting en geurige stoffen, paarden en muildieren, een zaak van jaar na jaar.
26 En verzamelde strijdwagens en strijdrossen; en er waren voor hem duizend en vierhonderd strijdwagens en twaalf duizend strijdrossen. En men geleidde hen in de steden van de strijdwagen en bij de koning, in .
27 En de koning gaf het zilver in als stenen en de ceders gaf hij als moerbeibomen, die in veelheid in het lage voorgebergte zijn.
28 En de import van de paarden die had, was uit en uit ; de kooplieden van de koning nemen uit tegen een koopprijs.
29 En een strijdwagen ging op en ging uit van voor zes honderd zilverlingen en een paard voor honderd en vijftig. En zo deden zij door hun hand voor alle koningen van de Hethieten en voor de koningen van uitgaan.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Koningen 11
|
|