|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En zijn eigen huis bouwde in dertien jaren, en hij maakte heel zijn huis af.
2 En hij bouwde zijn huis van hout uit het woud van de Libanon, honderd ellen was zijn lengte en vijftig ellen is zijn breedte en dertig ellen was zijn hoogte, op vier rijen kolommen van ceders en balken van ceders op de kolommen.
3 En het plafond was gemaakt van ceder, van boven af op de hoekige planken die op de vijf en veertig kolommen zijn, vijftien per rij.
4 En er waren drie rijen ramen, en vensteropening was tegenover vensteropening, drie lagen.
5 En alle openingen en de deurposten waren vierkant raamwerk. En tegenover een vensteropening was een vensteropening, drie lagen.
6 En de kolommen van de gewelfde voorhal maakte hij; vijftig ellen in lengte en dertig ellen was zijn breedte en de gewelfde voorhal was voor hun gezichten en een dik afdak was voor hun gezichten.
7 En de gewelfde voorhal van de troon, daar waar hij recht spreekt - de gewelfde voorhal van het oordeel - maakte hij en werd geplafonneerd met ceder, vanaf de vloer tot aan de vloer.
8 En zijn huis waarin hij woonde, daar was een andere hof, vanaf het huis tot de gewelfde voorhal; deze was zoals in het vakmanschap. En het huis maakte hij voor de dochter van , die nam, zoals deze gewelfde voorhal.
9 Al deze waren kostbare stenen, naar de afmetingen van bijgesneden steen, gezaagd met een zaag, aan de binnenkant en aan de buitenkant, en vanaf het fundament tot aan de dakranden, en vanaf de buitenkant tot aan de grote hof.
10 En de gefundeerd zijnde stenen waren kostbare stenen, grote stenen, stenen van tien ellen en stenen van acht ellen.
11 En daarboven waren kostbare stenen, zoals de afmetingen van bijgesneden steen, en cederhout.
12 En de grote hof rondom was drie rijen van bijgesneden steen en een rij van cederbalken. Zo was het voor de hof van het huis van JAHWEH, de binnenste, en voor de gewelfde voorhal van het huis.
13 En koning zond en hij nam van .
14 Hij was de zoon van een weduwvrouw, uit het stamhuis van . En zijn vader was een man van , een vakman van koper; en hij was vervuld met de wijsheid en het verstand en de kennis om al het koperwerk te maken. En hij kwam tot koning en hij deed heel zijn werk.
15 En hij gaf vorm aan de twee koperen kolommen. Achttien ellen was de hoogte van de ene kolom, en een draad van twaalf ellen ging rondom de tweede kolom.
16 En hij maakte twee kapitelen om op de hoofden van de kolommen te geven, gegoten van koper. Vijf ellen was de hoogte van het ene kapiteel en vijf ellen was de hoogte van het tweede kapiteel.
17 Hij maakte vlechtwerken, maaksels van vlechtwerk, slingers, maaksel van gevlochten kettingen voor de kapitelen die op de top van de kolommen zijn; zeven voor het ene kapiteel en zeven voor het tweede kapiteel.
18 En hij maakte de kolommen en twee rijen rondom op het ene vlechtwerk om de kapitelen te bedekken die op de top van de granaatappels waren, en zo deed hij voor het tweede kapiteel.
19 En de kapitelen die op de top van de kolommen waren, waren vakmanschap van de anemoon in de gewelfde voorhal, vier ellen.
20 En de kapitelen op de twee kolommen waren ook van boven om overeen te stemmen met de buikvormige gedeelte dat aan de overkant van het vlechtwerk was; en de granaatappels waren twee honderd, in rijen, rondom op het tweede kapiteel.
21 En hij richtte de kolommen op voor de gewelfde voorhal van de tempel. En hij richtte de rechter kolom op en hij noemde zijn naam , en hij richtte de linker kolom op en hij noemde zijn naam .
22 En op de top van de kolommen was vakmanschap van anemonen. En het werk van de kolommen kwam ten einde.
23 En hij maakte de gegoten zee, tien ellen vanaf zijn rand tot aan zijn rand, rond rondom, en vijf ellen was zijn hoogte, en een meetlint van dertig ellen omspande hem, rondom.
24 En pompoenen waren er vanaf beneden tot aan zijn rand, rondom, hem omringend, tien ellen, de zee omgevend, rondom; twee rijen zijn de pompoenen, gegoten zijnde in hun gietsel.
25 Hij stond op twaalf ossen, drie gekeerd zijnde naar het noorden en drie gekeerd zijnde naar het westen en drie gekeerd zijnde naar het zuiden en drie gekeerd zijnde naar het oosten. En de zee was boven op hen en al hun achterkanten waren naar binnen.
26 En zijn dikte was een handbreedte en zijn rand als het vakmanschap van de rand van een beker van de bloemknop van een anemoon; hij bevatte twee duizend .
27 En hij maakte tien koperen onderstellen; vier ellen was de lengte van het ene onderstel en vier ellen was de breedte er van en drie ellen was haar hoogte.
28 En dit was het vakmanschap van het onderstel: er waren voor hen inzetstukken en er waren inzetstukken tussen de dwarsstukken.
29 En op de inzetstukken die tussen de dwarsstukken waren, waren leeuwen, ossen en cherubs. En op de dwarsstukken was een post, vanaf boven, en van beneden tot de leeuwen en tot de ossen waren kransen van afhangend vakmanschap.
30 En er waren vier koperen wielen voor het ene onderstel en koperen assen; en zijn vier voetsteunen hadden stijlen, vanaf beneden tot het wasvat waren de gegoten stijlen, aan de overkant van ieder waren kransen.
31 En zijn mond vanaf de binnenkant naar het kapiteel en naar boven was een el. En zijn mond was rond, vakmanschap van de post, was een el en een halve el. En ook op haar mond was reliëfwerk en zijn inzetstukken waren vierkant, niet rond.
32 En de vier wielen waren tot vanaf beneden tot de inzetstukken en de wagenassen van de wielen waren in het onderstel en de hoogte per wiel was een el en de helft van de el.
33 En het vakmanschap van de wielen was als het vakmanschap van de strijdwagen; hun wagenassen en hun randen en hun spaken en hun naven, het was alles gegoten.
34 En vier stijlen waren er voor de vier hoeken van het ene onderstel; vanaf het onderstel waren haar stijlen.
35 En bovenaan het onderstel was een rond stuk, een halve el in hoogte, rondom, en bovenop het onderstel waren haar wagenassen en haar inzetstukken, van haar uit stekend.
36 En hij graveerde op de platen van haar zijkanten, en op haar inzetstukken, cherubs, leeuwen en palmbomen, elk naar de lege ruimte, en kransen, rondom.
37 Als deze maakte hij: tien van de onderstellen uit één gietsel; één maat, één model was er voor hen allen.
38 En hij maakte tien wasvaten van koper; veertig bevat één wasvat. Vier el was het ene wasvat. Er was één wasvat per onderstel; één wasvat per onderstel was er voor de tien onderstellen.
39 En hij stelde de onderstellen op, vijf aan de flank van het huis vanaf rechts en vijf aan de flank van het huis vanaf links, en de zee stelde hij op aan de flank van het huis vanaf rechts, naar het oosten, naar het zuiden.
40 En maakte de wasvaten en de scheppen en de besprengschalen. En beëindigde al het werk te doen dat hij deed voor koning , aan het huis van JAHWEH,
41 de twee kolommen en de bolletjes van de kapitelen die op de top van de twee kolommen waren, en de twee vlechtwerken om de twee bolletjes van de kapitelen te bedekken die op de top van de kolommen waren;
42 en de granaatappels, vierhonderd voor de twee vlechtwerken, twee rijen granaatappels per vlechtwerk, om de twee bolletjes van de kapitelen te bedekken die op het gezicht van de kolommen waren;
43 en de tien onderstellen en de tien wasvaten op de onderstellen;
44 en de ene zee en de twaalf ossen onder de zee;
45 en de potten en de scheppen en de besprengschalen en al deze voorwerpen, die maakte voor koning , voor het huis van JAHWEH, waren van gepolijst koper.
46 In het stroomgebied van de Jordaan goot de koning ze, in een kleimal van de grond tussen en tussen .
47 En liet alle voorwerpen ongewogen; vanwege de uitermate, uitermate grote hoeveelheid werd het gewicht van het koper niet onderzocht.
48 En maakte alle voorwerpen voor het huis van JAHWEH: het altaar van goud en de tafel, waarop het brood van de aanwezigheid is, van goud.
49 En de lampenstandaarden, vijf vanaf rechts en vijf vanaf links, tot vóór het binnenste heiligdom, waren van bladgoud; en de bloemknop en de lampen en de tangen waren van goud;
50 en de bekkens en de lontmessen en de besprengschalen en de lepels en de vuurpannen waren van goud, bladgoud, en de scharnierkassen voor de deuren van het binnenste huis, voor de heiligheid van de heiligheden, voor de dubbele deuren van het huis van de tempel, waren van goud.
51 En het werd verwezenlijkt, al het werk dat koning deed aan het huis van JAHWEH. En bracht de heilige dingen van zijn vader, , naar binnen; het zilver en het goud en de voorwerpen plaatste hij bij de schatten van het huis van JAHWEH.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Koningen 8
|
|