|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En heel werd bijeen geroepen tot , in , zeggend: "Aanschouw!, wij zijn van uw bot en van uw vlees!
2 En ook gisteren en ook eergisteren, ook toen nog koning was, was u degene die deed uitgaan en in bracht. En JAHWEH, uw Elohim, zei tot u: Jij, jij zal Mijn volk weiden en jij, jij zal bewindvoerder over Mijn volk zijn."
3 En alle oudsten van kwamen tot de koning in en sneed met hen een verbond in voor het aangezicht van JAHWEH en zij zalfden tot koning over , naar het woord van JAHWEH, door de hand van .
4 En en heel gingen naar , dat is , en daar zijn de Jebusieten, de inwoners van het land.
5 En de inwoners van zeiden tot : "U komt niet hierheen." Maar veroverde de bergvesting van , zij is de stad van .
6 En zei: "Een ieder die als eerste Jebusieten neerslaat, zal tot hoofd en tot overste zijn." En , zoon van , ging als eerste op en hij werd tot hoofd.
7 En woonde in de bergvesting. Daarom noemden zij deze "stad van ".
8 En hij bouwde de stad, rondom, vanaf het bolwerk en tot aan de muur, rondom. En deed het overige van de stad herleven.
9 En ging voort en werd groter. En JAHWEH van legermachten was met hem.
10 En dezen zijn de hoofden van de machtige mannen die bij waren, die zichzelf met hem standvastig betoonden in zijn koninkrijk, met heel hem tot koning makend, naar het woord van JAHWEH over .
11 En deze was de census van de machtige mannen die bij waren: , zoon van , hoofd van de adjudanten. Hij zwiepte zijn speer over drie honderd gesneuvelden, in één keer.
12 En na hem kwam , zoon van , de Achohiet; hij was onder de drie machtige mannen.
13 Hij was met in , toen de Filistijnen daar bijeen verzameld werden voor de strijd. En er was een portie van het veld, vol met gerst. En het volk vluchtte voor de aangezichten van de Filistijnen.
14 En zij stelden zich op in het midden van de portie en zij redden haar uit, en zij sloegen de Filistijnen neer. En JAHWEH redde, een grote redding.
15 En drie van de dertig hoofden daalden af van de rots, naar , naar de grot van . En het legerkamp van de Filistijnen was gelegerd in de vallei van .
16 En was toen in de bergvesting en het garnizoen van de Filistijnen was toen in .
17 En hunkerde en hij zei: "Wie zal mij water te drinken geven uit het waterreservoir van , dat in de poort is?"
18 En de drie splijten hun weg door het legerkamp van de Filistijnen en zij putten water uit het waterreservoir van , dat in de poort is. En zij droegen het en zij brachten het naar . En wilde er niet van drinken, maar hij goot het uit als drankoffer voor JAHWEH.
19 En hij zei: "Het is verre van mij, mijn Elohim, dit te doen. Zal ik het bloed van deze mannen drinken met hun zielen? Want met hun zielen brachten zij het." En hij wilde er van niet drinken. Dit deden de drie machtige mannen.
20 En , broeder van , was hoofd van een ander drietal en hij zwiepte zijn speer op driehonderd gesneuvelden. En voor hem was er een naam onder de drie.
21 Onder de drie was hij bij de twee roemrijk. En hij was voor hen tot overste, maar hij kwam niet tot aan de eerste drie.
22 , zoon van , een man van veel dapperheid, beraamde vanuit veel verrichtingen. Hij sloeg twee zonen van uit neer. En hij daalde af en hij sloeg de leeuw in het midden van het waterreservoir, in de dag van de sneeuw.
23 En hij sloeg de man neer, een Egyptenaar, een man van de afmeting van vijf ellen, en in de hand van de Egyptenaar was een speer als de hevelcilinder van wevers. En hij daalde naar hem af met een knuppel en hij griste de speer uit de hand van de Egyptenaar en hij doodde hem met zijn speer.
24 Dit deed , zoon van , en voor hem was een naam onder de drie machtige mannen.
25 Aanschouw hem!, roemrijker zijnde dan de dertig, maar hij kwam niet tot de drie. En plaatste hem over zijn gezinsbescherming.
26 En de machtige mannen van de strijdmachten waren: , broeder van , , zoon van , uit ,
27 , de Haroriet, , de Peloniet,
28 , zoon van , de Tekoïet, , de Anatotiet,
29 , de Chusatiet, , de Achochiet,
30 , de Netofatiet, , zoon van , de Netofatiet,
31 , zoon van , uit van de zonen van , , de Piratoniet,
32 , uit de wadi's van , , de Arabatiet,
33 , de Bacharumiet, , de Saälboniet,
34 de zonen van , de Gizoniet, , zoon van , de Harariet,
35 , zoon van , de Harariet, , zoon van ,
36 , de Mecharatiet, , de Peloniet,
37 , de Karmeliet, , zoon van ,
38 , broeder van , , zoon van ,
39 , de Ammoniet, , de Beërotiet, drager van wapens van , zoon van ,
40 , de Jeteriet, , de Jeteriet,
41 , de Hethiet, , zoon van ,
42 , zoon van , de Rubeniet, hoofd voor de Rubenieten, en bij hem dertig,
43 , zoon van , en , de Meteniet,
44 , de Astarotiet, en , zonen van , de Aroëriet,
45 , zoon van , en , zijn broer, de Tisiet,
46 , de Machamaïmiet, en en , zonen van , en , de Moabiet,
47 en en , de Mesobaïet.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 12
|
|