|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En en de oversten van het leger zetten voor de dienst apart: de zonen van en en , de profeten, met harpen, met citers en met cimbalen. En de census van hen, mannen van het werk van hun dienst was:
2 voor de zonen van : en en en ; de zonen van waren op de hand van , die profeteerde op de handen van de koning.
3 Voor de zonen van : en en , en , zes, onder de handen van hun vader , die profeteerde met de harp, om JAHWEH toe te juichen en te lofprijzen.
4 Voor de zonen van : , , , en , , , , en , , , , ,
5 al dezen waren zonen van , de visioenziener van de koning, naar de woorden van de Elohim, om de hoorn te verheffen. En de Elohim gaf aan veertien zonen en drie dochters.
6 Al deze waren onder de handen van hun vader bij het lied van het huis van JAHWEH, met cimbalen, citers en harpen, voor de dienst van het huis van de Elohim, onder de handen van de koning, en en .
7 En hun census, met hun broeders, die het lied voor JAHWEH onderwezen kregen, allen die bedreven waren, was twee honderd en acht en tachtig.
8 En zij wierpen opdrachtloten, de kleine overeenstemmend met de grote, de bedreven zijnde met de leerling.
9 En het eerste lot dat uit ging voor was voor ; het tweede, hij en zijn broeders en zijn zonen, twaalf;
10 het derde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
11 het vierde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
12 het vijfde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
13 het zesde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
14 het zevende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
15 het achtste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
16 het negende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
17 het tiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
18 het elfde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
19 het twaalfde voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
20 het dertiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
21 het veertiende voor h, zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
22 het vijftiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
23 het zestiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
24 het zeventiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
25 het achttiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
26 het negentiende voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
27 het twintigste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
28 het een en twintigste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
29 het twee en twintigste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
30 het drie en twintigste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
31 het vier en twintigste voor , zijn zonen en zijn broeders, twaalf;
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 26
|
|