|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de zonen van , eerstgeborene van , want hij was inderdaad de eerstgeborene, maar omdat hij de slaapplaatsen van zijn vader had ontwijd, werd zijn eerstgeboorterecht gegeven aan de zonen van , zoon van , en werd hij niet geregistreerd naar het eerstgeboorterecht;
2 hoewel machtig werd over zijn broeders en er een bewindvoerder uit hem kwam, behoorde het eerstgeboorterecht aan .
3 De zonen van , de eerstgeborene van : en , en .
4 De zonen van : zijn zoon , zijn zoon , zijn zoon ,
5 zijn zoon , zijn zoon , zijn zoon ,
6 zijn zoon , welke , koning van , deporteerde; hij was vorst over de ieten.
7 En zijn broeders, naar hun families, zoals geregistreerd volgens hun genealogische registraties: het hoofd , ,
8 , zoon van , zoon van , zoon van ; hij woonde in en tot aan en ;
9 en naar het oosten woonde hij tot je komt aan de wildernis, tot vanaf de rivier de ; want in het land vermeerderden zij hun veebezit.
10 In de dagen van maakten zij oorlog met de Hagarieten, die door hun hand vielen en zij woonden in hun tenten op heel de oppervlakte van het oosten, tot .
11 En zonen van woonden tegenover hen in het land van , tot aan :
12 , het hoofd, en , de tweede; en en in de .
13 En hun broeders, naar het huis van hun vaders: en en en en en en , zeven.
14 Dezen waren zonen van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van .
15 , zoon van , zoon van , was hoofd van het huis van hun vaders.
16 En zij woonden in , in de en in haar randgebieden, en op alle gemeenschappelijke weidegronden van tot aan hun uitgangen.
17 Allen van hen registreerden zich in de dagen van , koning van , en in de dagen van , koning van .
18 De zonen van en Gadieten en de helft van de stam , uit hen waren zonen van dapperheid, mannen, dragers van schild en zwaard, buigers van de boog en die de oorlog onderwezen werden: vier en veertig duizend zevenhonderd zestig, uitgaanden van het leger.
19 En zij maakten oorlog met de Hagarieten, , en .
20 Zij werden tegen hen geholpen en de Hagarieten werden in hun hand gegeven en allen die met hen waren; want zij schreeuwden het in de strijd uit tot Elohim en Hij verhoorde hun dringend verzoek, omdat zij in Hem vertrouwen hadden.
21 En zij namen hun veebezit krijgsgevangen: vijftig duizend van hun kamelen, tweehonderd vijftig duizend van hun kleinvee, tweeduizend ezels, en honderdduizend mensenzielen,
22 (want velen sneuvelden; zij vielen omdat het de strijd was van de Elohim); en zij woonden in hun plaats tot aan de deportatie.
23 En de zonen van de helft van de stam woonden in het land, van tot aan en en het gebergte ; zij waren talrijk.
24 En dezen waren de hoofden van het huis van hun vaders: en en en , en en , machtige mannen van dapperheid, mannen van naam, hoofden voor het huis van hun vaders.
25 En zij krenkten de Elohim van hun vaders en zij bedreven ontucht achter de elohim van de volken van het land, die Elohim van voor hun aangezicht uitroeide.
26 En de Elohim van wekte de geest op van , de koning van , de geest van , koning van , en hij deporteerde hen: de Rubenieten, de Gadieten en de helft van de stam van . En hij bracht hen naar en en en de rivier van , tot aan deze dag.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 6
|
|