|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde daarna dat aan JAHWEH vroeg, zeggend: "Zal ik opgaan naar één van de steden van ?" En JAHWEH zei tot hem: "Ga op!" En zei: "Waarheen zal ik opgaan?" En Hij zei: "Naar ."
2 En ging daarheen op. En ook zijn twee vrouwen, , de Jizreëlitische, en , vrouw van , de Karmeliet,
3 en zijn mannen die met hem waren deed opgaan, elke man en zijn huis, en zij woonden in de steden van .
4 En de mannen van kwamen en zij zalfden daar tot koning over het huis van . En zij vertelden aan , zeggend: "Mannen van begroeven ."
5 En zond boodschappers naar de mannen van en hij zei tot hen: "Gezegenden zijn jullie voor JAHWEH, want jullie deden deze vriendelijkheid met jullie heer, met , want jullie begroeven hem.
6 En nu, JAHWEH zal vriendelijkheid met jullie doen en trouw. En ook ik, ik zal met jullie het goede doen, omdat jullie deze zaak deden.
7 En nu, jullie handen zullen standvastig zijn en weest tot zonen van dapperheid, want jullie heer, , is dood. En ook: het huis van zalfde mij tot koning over hen."
8 En , zoon van , overste van het leger dat bij was, nam , zoon van , en hij bracht hem over naar .
9 En hij maakte hem koning over en over de Assurieten en over en over en over en over , over alles van hem.
10 was een zoon van veertig jaren bij zijn koning worden over . En hij regeerde twee jaren. Echter het huis van was achter .
11 En het getal van de dagen dat koning was in , over het huis van , was zeven jaren en zes maanden.
12 En , zoon van , en dienaren van , zoon van , gingen uit van naar .
13 En , zoon van , en dienaren van , gingen uit en zij kwamen elkaar samen tegen bij het reservoir van . En zij zaten, dezen aan het reservoir vanaf hier en dezen aan het reservoir vanaf daar.
14 En zei tot : "De knapen zullen, alstublieft, opstaan en zij zullen ons vermaken voor ons aangezicht." En zei: "Zij zullen opstaan."
15 En zij stonden op, en zij staken over, in aantal twaalf voor en voor , zoon van , en twaalf van de dienaren van .
16 En zij hielden vast, ieder aan het hoofd van zijn naaste, en zijn zwaard was in de zijde van zijn naaste. En zij vielen tezamen. En deze plaats wordt genoemd, dat is in .
17 En het gevecht wordt die dag uitermate halsstarrig. En en de mannen van werden verlagen voor de aangezichten van de dienaren van .
18 En er waren daar drie zonen van : en en . En was snel op zijn voeten, zoals een van de gazellen die in het veld zijn.
19 En achtervolgde en hij boog niet af naar rechts en naar links van achter .
20 En wendde zich om naar achter hem en hij zei: "Ben jij dat, ?" En hij zei: "Ik ben het."
21 En zei tot hem: "Buig af naar jouw rechter of naar jouw linker en houd voor jou één van de knapen en neem voor jezelf zijn bovenkleding." Maar wilde niet van achter hem terugtrekken.
22 En ging verder, zeggend tot : "Trek je terug van achter mij. Waarom zal ik jou naar de aarde neerslaan? En hoe hef ik mijn aangezicht op naar , jouw broeder?"
23 En hij weigerde zich terug te trekken, en sloeg hem neer met de achterkant van de speer op de vijfde rib. En de speer kwam uit zijn achterkant en hij viel daar en hij stierf op die plaats. En het gebeurde dat een ieder die kwam op de plaats waar viel en stierf, stil stond.
24 En en achtervolgden . En de zon ging onder en zij kwamen tot aan de heuvel van , dat is voor , aan de weg van de wildernis van .
25 En de zonen van riepen zichzelf bijeen achter en zij werden tot één en zij stonden op de top van één heuvel.
26 En riep naar en hij zei: "Zal het zwaard tot bestendigheid verslinden? Weet jij niet dat het aan het einde bitter zal zijn? En tot wanneer zal jij niet tot het volk zeggen terug te keren van achter hun broeders?"
27 En zei: "Zo waar de Elohim leeft! Als jij niet had gesproken was het volk vanaf de ochtend op gegaan, ieder achter zijn broeder."
28 En blies in de ramshoorn en heel het volk stond stil. En zij achtervolgden niet verder, en zij gingen niet voort nog te vechten.
29 En en zijn mannen gingen door de rotswoestijn, heel die nacht. En zij staken de over en zij gingen door heel en zij kwamen in .
30 En keerde terug van achter en hij riep heel het volk bijeen en men miste van de dienaren van negentien mannen en .
31 En de dienaren van sloegen van en van de mannen van driehonderdenzestig mannen neer; zij stierven.
32 En zij droegen en zij begroeven hem in het graf van zijn vader, dat in was. En zij gingen heel de nacht, en zijn mannen, en het werd voor hen licht in .
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 3
|
|