|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde bij het terugkeren van het jaar, de tijd van het uitgaan van de boodschappers, dat zond, en zijn dienaren met hem, en heel , en zij ruïneerden de zonen van en zij belegerden . En zat in .
2 En het gebeurde, als het avond werd, dat opstond van zijn bed en wandelde op het dak van het huis van de koning. En hij zag vanaf het dak een vrouw zich baden en de vrouw was uitermate goed van verschijning.
3 En zond en hij deed navraag naar de vrouw en hij zegt: "Is deze niet , dochter van , vrouw van , de Hethiet?"
4 En zond boodschappers en hij nam haar. En zij kwam tot hem en hij lag met haar neer. En zij heiligde zichzelf van haar onreinheid en zij keerde terug naar haar huis.
5 En de vrouw werd zwanger. En zij zond en zij vertelde het aan en zij zei: "Ik ben zwanger".
6 En zond naar : "Zend mij , de Hethiet!" En zond naar .
7 En kwam bij hem en vroeg naar het welzijn van en naar het welzijn van het volk en naar het welzijn van de oorlog.
8 En zei tot : "Daal af naar jouw huis en was jouw voeten!" En ging uit het huis van de koning en een portie eten van de koning gaat achter hem aan.
9 En lag neer in het portaal van het huis van de koning, met alle dienaren van zijn heer, en hij daalde niet af naar zijn huis.
10 En men vertelde het aan , zeggend: " daalde niet af naar zijn huis." En zei tot : "Kwam jij niet van de weg? Waarom daalde jij niet af naar jouw huis?"
11 En zei tot : "De kist en en wonen in hutten, en mijn heer en de dienaren van mijn heer legeren op de oppervlakte van het veld! En ik, zal ik in mijn huis komen om te eten en om te drinken en om te liggen met mijn vrouw? Uw leven en het leven van uw ziel, indien ik deze zaak doe!"
12 En zei tot : "Zit ook vandaag in deze plaats. En morgen zal ik jou heen zenden." En zat in in die dag en in de volgende dag.
13 En riep hem en hij at voor zijn aangezicht en hij dronk. En hij maakte hem dronken. En hij ging in de avond uit om te liggen in zijn bed met de dienaren van zijn heer. En hij daalde niet af naar zijn huis.
14 En het gebeurde in de ochtend dat een brief schreef aan en hij zond hem door de hand van .
15 En hij schreef in de brief, zeggend: "Doet gaan tot tegenover het aangezicht van het ontoegevende gevecht; keert terug van achter hem, zodat hij wordt neergeslagen en hij sterft."
16 En het gebeurde bij het bewaken van de stad door , dat hij stelde op de plaats waarvan hij wist dat daar mannen van dapperheid waren.
17 En de mannen van de stad gingen uit en zij vochten met en er vielen van het volk, van de dienaren van . En ook , de Hethiet, stierf.
18 En zond en men vertelde aan alle woorden van het gevecht.
19 En hij gaf de boodschapper instructie, zeggend: "Wanneer jij alle zaken van het gevecht die je tot de koning spreekt beëindigt,
20 dan kan het gebeuren indien de woede van de koning opgaat, hij tot jou zegt: Om welke reden kwamen jullie dichtbij de stad? Om te vechten? Weten jullie niet dat zij schieten vanaf de muur?
21 Wie sloeg , zoon van neer? Gooide niet een vrouw de van de muur en stierf hij in ? Waarom kwamen jullie dichtbij de muur? En jij zegt: Ook uw dienaar , de Hethiet, stierf."
22 En de boodschapper ging en hij kwam en hij vertelde alles waarvoor hem zond.
23 En de boodschapper zei tot : "Want de mannen waren machtig over ons en zij gingen naar ons uit in het veld, maar wij kwamen over hen tot aan het portaal van de poort.
24 En de schutters schoten op uw dienaren vanaf de muur en er stierven van de dienaren van de koning. En ook uw dienaar , de Hethiet, stierf."
25 En zei tot de boodschapper: "Zo zal jij zeggen tot : Het moet niet zo zijn dat deze zaak kwaad is in jouw ogen, want zoals deze en als deze verslindt het zwaard. Versterk je gevecht tegen de stad en sloop haar. En bemoedig hem!"
26 En de vrouw van hoorde dat , haar man, stierf. En zij rouwklaagt over haar bezitter.
27 En de rouw ging voorbij en zond en hij haalde haar binnen, naar zijn huis, en zij is voor hem tot vrouw. En zij baarde voor hem een zoon. En de zaak die deed was kwaad in de ogen van JAHWEH.
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 12
|
|