Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2Samuël
Hoofdstuk 16

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En DavidDavid = lieveling passeerde een klein beetje van de top af en aanschouw!, SibaSiba = (stand-)beeld, een knaap van MefibosetMefiboset = die schande verbreidt, kwam om hem te ontmoeten, en een span gezadelde ezels en op hen tweehonderd broden en honderd rozijnentrossen en honderd zomervruchten en een kruik wijn. 9 En de koning roept om Siba, de jongeman van Saul, en hij zegt tot hem: Al wat van Saul was en heel zijn huishouding, geef ik aan de zoon van jouw heer.
10 En jij dient voor hem de grond, jij en jouw zonen en jouw dienaren, en jij brengt binnen. En het wordt brood voor de zoon van jouw heer en hij eet het. En Mefiboset, zoon van jouw heer, zal voortdurend brood eten aan mijn tafel. En Siba heeft vijftien zonen en twintig dienaren. (SW)
[2Sam. 9:9,10]

2 En de koning zei tot SibaSiba = (stand-)beeld: "Wat moet jij met deze?" En SibaSiba = (stand-)beeld zei: "De ezels zijn voor het huis van de koning, om op te rijden, en het brood en de zomervruchten zijn voor het eten van de knapen, en de wijn is voor het drinken van die flauwvallen in de wildernis."
3 En de koning zei: "En waar is de zoon van jouw heer?" En SibaSiba = (stand-)beeld zei tot de koning: "Aanschouw!, hij zit in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, want hij zei: Vandaag zal het huis van Israël aan mij het koningschap van mijn vader doen terugkeren." 24 En Mefiboset, zoon van Saul, daalde af om de koning te ontmoeten. En hij deed zijn voeten niet en hij deed zijn bovenlip niet en hij spoelde zijn kleren niet van die dag af dat de koning was weggegaan tot aan de dag dat hij kwam, in vrede. (SW)[2Sam. 19:24]
4 En de koning zei tot SibaSiba = (stand-)beeld: "Aanschouw!, alles wat MefibosetMefiboset = die schande verbreidt heeft is voor jou." En SibaSiba = (stand-)beeld zei: "Ik buig mij neer, ik vind genade in uw ogen, mijn heer de koning."
5 En koning DavidDavid = lieveling kwam tot aan BachurimBachurim = dorp van jongelingen, en aanschouw!, van daar gaat een man uit van de familie van het huis van SaulSaul = afgebeden (van God), en zijn naam was SimiSimi = vermaard, zoon van GeraGera = vluchteling (bij God), uitgaande en een vloek uitsprekend terwijl hij ging.
6 En hij bekogelde DavidDavid = lieveling met stenen, en alle dienaren van koning DavidDavid = lieveling en heel het volk en al de machtige mannen aan zijn rechterzijde en aan zijn linkerzijde.
7 En zo zei SimiSimi = vermaard tijdens zijn vloek uitspreken: "Ga uit, ga uit, man van de bloedschuld en man van de ontaardheid!
8 JAHWEH doet op jou heel de bloedschuld van het huis van SaulSaul = afgebeden (van God) terugkeren, over wie jij regeert in zijn plaats. En JAHWEH geeft het koningschap in de hand van AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede , jouw zoon. En aanschouw, jij bent in jouw kwaad, want jij bent een man van bloedschuld."
9 En AbisaïAbisaï = mijn vader is (bron van) rijkdom, zoon van SerujaSeruja = geurend naar mastix, zei tot de koning: "Waarom zal deze dode hond een vloek uitspreken, mijn heer, de koning? Alstublieft, ik zal oversteken en ik zal zijn hoofd van hem wegnemen."
10 En de koning zei: "Wat is er tussen mij en jullie, zonen van SerujaSeruja = geurend naar mastix? Want zo spreekt hij een vloek uit. En JAHWEH zei tot hem: Vervloek DavidDavid = lieveling. En wie zal zeggen: Waarom doet U zo?"
11 En DavidDavid = lieveling zei tot AbisaïAbisaï = mijn vader is (bron van) rijkdom en tot al zijn dienaren: "Aanschouw!, mijn zoon, die uitging uit mijn inwendige delen, zoekt mijn ziel en des te meer nu de zoon van de JaminietJaminiet = kort voor Benjaminiet. Laat hem met rust! En laat hem een vloek uitspreken, want JAHWEH zei het tot hem.
12 Misschien zal JAHWEH zien naar mijn verdorvenheid en doet JAHWEH deze dag goedheid tot mij terugkeren, in plaats van zijn vloekuitspreking."
13 En DavidDavid = lieveling en zijn mannen gingen op de weg en SimiSimi = vermaard ging naar de hoekige zijde van de berg, gaande tot op dezelfde hoogte met hem. En hij sprak een vloek uit en hij kogelt met stenen tot op dezelfde hoogte met hem en hij werpt losse aarde naar de grond. 8 En aanschouw!, met jou is Simi, zoon van Gera, zoon van de Jaminiet uit Bachurim, en hij sprak over mij een vloek uit, een pijnlijk zijnde vloekuitspreking, in de dag van mijn gaan naar Machanaïm. En hij daalde af om mij te ontmoeten bij de Jordaan en ik zweerde hem bij JAHWEH, zeggend: Indien ik jou ter dood breng door het zwaard. 9 En nu moet het niet zo zijn dat jij hem voor onschuldig houdt, want jij bent een wijs man en jij weet wat jij met hem zal doen. En jij doet zijn grijze haar afdalen met bloed in Sheol." (SW)[1Kon. 2:8,9]
14 En de koning kwam, en heel het volk dat met hem was was flauw van de dorst. En men verfriste zich daar.
15 En AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede en heel het volk, mannen van Israël, kwamen JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter binnen. En AchitofelAchitofel = broeder van de dwaasheid was bij hem.
16 En het gebeurde als ChusaiChusai = snel, de Arkiet, vertrouweling van DavidDavid = lieveling, bij AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede kwam, dat ChusaiChusai = snel tot AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede zei: "De koning leve! De koning leve!"
17 En AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede zei tot ChusaiChusai = snel: "Is dit de getrouwheid van jou met jouw naaste? Waarom ging jij niet met jouw naaste?"
18 En ChusaiChusai = snel zei tot AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede: "Nee, want wie JAHWEH koos en dit volk en alle mannen van IsraëlIsraël = strijder van God, bij hem zal ik zijn en met hem zal ik zitten.
19 En ten tweede: voor wie zal ik dienen? Is het niet voor het aangezicht van zijn zoon? Zoals ik diende voor het aangezicht van uw vader, zo ben ik voor uw aangezicht."
20 En AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede zei tot AchitofelAchitofel = broeder van de dwaasheid: "Verleent jullie raadgeving. Wat zullen wij doen?"
21 En AchitofelAchitofel = broeder van de dwaasheid zei tot AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede: "Kom tot de bijvrouwen van uw vader, die hij achterliet om het huis te bewaken. En heel IsraëlIsraël = strijder van God hoorde dat u uzelf stinkend maakte bij uw vader, en alle handen die met u zijn worden versterkt."
22 En zij spanden voor AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede de tent op het dak en AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede kwam voor de ogen van heel IsraëlIsraël = strijder van God tot de bijvrouwen van zijn vader. 11 Zo zegt JAHWEH! Zie!, Ik doe over jouw huis kwaad komen, uit jouw huis, en Ik neem jouw vrouwen van voor jouw ogen en Ik geef aan jouw naaste en hij ligt neer met jouw vrouwen, voor de ogen van deze zon.
12 Want jij deed het in het geheim en Ik zal dit ding voor heel Israël doen en voor de zon. (SW)
[2Sam. 12:11,12]

23 En de raadgeving van AchitofelAchitofel = broeder van de dwaasheid die hij gaf in deze dagen was als een man die naar een woord van de Elohim vraagt. Zo was elke raadgeving van AchitofelAchitofel = broeder van de dwaasheid zowel voor DavidDavid = lieveling als ook voor AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede.

Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 17
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.